Roadburn 2014 Napret

Roadburn is van origine een webzine over stonerrock en gerelateerde muziek, tegenwoordig vooral bekend van het Roadburn-festival, dat sinds 1995 wordt gehouden. Het festival vond vroeger een aantal keren plaats in de Effenaar in Eindhoven, maar heeft sinds 2005 013 in Tilburg als vaste uitvalsbasis. Kwamen er in 2005 nog meer dan 1000 mensen op de 10e editie van het festival, in 2010 was dat aantal al gegroeid tot 1600. Dit jaar zouden er 3000 bezoekers zijn geweest, aldus Walter ‘Roadburn’ Hoeijmakers (Editor in Chief, Artistic director / Promoter) in een interview met 3voor12.
Roadburn 2014


mij=Door: tbeest. Foto’s: Erik
Uiteraard was deze editie, net als voorgaande jaren, ook ram uitverkocht, maar dat ging dit keer niet zo snel als andere jaren – zoals in 2012, toen het in zeven minuten gedaan was. Dit jaar liet dat zich langer op zich wachten (start 11 oktober, uitverkocht rond 13 december). Waarom laat zich een beetje raden. Natuurlijk wordt ook dit festival er niet goedkoper op (maar goed, waar vind je anders nog zoveel obscure bands bij elkaar?), misschien zijn er meer kaartjes dan anders, maar het zou er ook mee te maken kunnen hebben dat dit jaar Opeth-frontman Mikael Åkerfeldt het festival cureert. Zoals elk jaar zoekt de organisatie een band/artiest die zijn eigen dag mag samenstellen, het is een traditie van het festival. Tijdens voorgaande edities cureerden Jus Oborn (Electric Wizard) (2013), Voivod (2012), Sunn 0))) (2011), Tom Gabriel Warrior (Celtic Frost/Triptykon) (2010), Neurosis (2009) en David Tibet (Current 93) (2008). Voor de één is Åkerfeldt juist een extra reden om het festival te bezoeken (neem mezelf als voorbeeld, ik heb nog nét niet zijn poster boven m’n bed hangen), maar voor de doorgewinterde Roadburn-ganger is het misschien toch een vreemde eend in de bijt. Åkerfeldt, zelf afkomstig uit de deathmetalscene houdt ook bijzonder veel van jaren zeventig prog-rock (dat kwam vooral tot uiting op het laatste Opeth-album Heritage). De bands op de vrijdag die zijn uitgekozen door Åkerfeldt hebben dan ook niet echt veel te maken met doom of stoner, maar wat extra verdieping in genres doet het festival ook geen kwaad. Uiteindelijk zijn er nog genoeg andere zalen en bands (en twee andere dagen) om iedereen op zijn of haar wenken te bedienen.
Zelf vind ik het wel prettig. Alleen maar lompe doom en stonerrock of -metal zou ook wat veel van het goede zijn geweest, maar er komt op het festival sowieso genoeg aan bod, zoals ook psychedelische rock, zwaardere jaren-zeventigrock, post-rock en -metal, sludge en avant-garde in het algemeen. ‘Or any other variation of leftfield sonic pleasures that push the boundaries of music’, aldus de organisatie. Dit is toch wel het festival van de doorgaans lome, lompe, laaggestemde, brullende gitaren, moddervette riffs of lange hallucinerende en/of psychedelische uitgesponnen jams – uitzonderingen daargelaten uiteraard. Op dit festival is het tevens een zeldzaamheid als een nummer minder dan tien minuten klokt. Muziek die ik doorgaans niet op mijn werk kan draaien ook (helaas), maar wel mijn groeiende belangstelling heeft gekregen de afgelopen jaren. Goed om mijn kennis eens wat bij te spijkeren dus.
En na afloop van drie dagen als volstrekt groentje te zijn ondergedompeld in de fijne sfeer van dit festival, wilde ik eigenlijk ook wel een extra dagje doen. Roadburn duurt formeel drie dagen (donderdag tot en met zaterdag) in de vijf zalen in en rondom 013, maar de diehard kan er een extra dagje aanplakken. De inmiddels traditionele ‘Afterburner’ op de zondag vindt plaats in de drie zalen van 013 en was een paar weken voor aanvang uitverkocht. Het is dan ook allemaal wel heel relaxed op dit festival, zeg. Ga maar na; de beste bands in dit soort genres kun je hier in een goed opeengepakt programma zien, op podia die dicht bij elkaar gesitueerd zijn. Bovendien: hoe harder en lomper de bands, hoe vriendelijker de bezoekers, zo lijkt het. Een deel van het buitenlandse publiek (maar liefst 85% komt uit het buitenland) zal ook wel de gelegenheid hebben aangegrepen om eens een bezoekje te brengen aan de coffeeshop, waardoor ze toch al vanzelf in een relaxte staat verkeren, gok ik zo. Mooi gezicht toch, een straat gevuld met zwart geklede bezoekers met haardrachten van lang of funky haar en dito baarden. Met een normaal kapsel val je hier zelfs op. Niet dat dat uitmaakt, volgens mij kom je nergens anders zo’n tolerant en vriendelijk volkje tegen als hier op Roadburn.
Relaxed dus, dit festival. Had ik dat al gezegd? In plaats van op een camping logeerden mijn festivalmaat en ik in een Bed en Breakfast op een klein half uurtje lopen van 013 in Tilburg. In plaats van een heel eind met je spullen te moeten sjouwen naar de camping van een drukbezocht festival en daarna je tent te moeten opzetten met duizenden anderen in een ongezellig weiland, is het nu dus je spullen droppen en direct genieten. Voor ons een nieuwe ervaring. Bovendien begint het festival pas om drie uur ‘s middags, dus dan hoef je ook niks te missen als je eens wat langer uit wilt brakken. Er is overigens wel een Roadburn-camping bij de Beekse Bergen en die heb je wel nodig wil je wat goedkoper overnachten. De hotelkamers in Tilburg voor dit weekend waren al een half jaar uitverkocht…
We komen rond een uur of een aan op donderdag en hebben dus eigenlijk nog alle tijd. Zo’n drie kwartier voor het begin van het festival komen we aanlopen en dan is het rondom 013 gemoedelijk. En zo zou dat eigenlijk blijven. Gelukkig zijn er geen hectische toestanden of dikke rijen voor de ingang. We kunnen buiten rustig ons kaartje omwisselen voor een bandje en gaan maar eerst eens kijken wat er allemaal te doen is buiten. De Veemarktstraat voor 013 is volgebouwd met aan de ene kant de vele standjes waarin de (interessante) merchandise van de bands en labels ligt uitgestald, en aan de andere kant zijn bankjes geplaatst zodat we ook lekker buiten in het zonnetje kunnen zitten. Daartussen zit de ingang van 013, met daar tegenover een bar en een eetstandje. Maar je kunt ook prima even om de hoek, richting de binnenstad, gaan zitten op een van de vele terrasjes. De restaurants aldaar hebben ook speciale Roadburn-menu’s op het programma staan. Maar ook aan de andere kant van 013, op de begane grond van het voormalige Patronaatsgebouw St. Jozef kun je wat luxer eten (en drinken) in Café Brasserie Dudok. Het Patronaat-podium van Roadburn bevindt zich op de eerste verdieping van deze kerk.
Het is iets na half drie als 013 zelf dan eindelijk open gaat. We zijn op zoek naar een locker waar we onze jassen kwijt willen raken. Het weer is echter zo lekker dat we de dagen er na voldoende hadden aan onze nieuw aangeschafte Roadburn 2014-truien.
Donderdag
Oh ja, wat staat er op het programma? Gelukkig had ik een gedegen vooronderzoek gedaan (alleen de zaterdag was er wat bij ingeschoten), waardoor ik wist dat ik zeker een goed plekje wilde hebben in het Patronaat voor de eerste Europese show van het uit Chicago afkomstige Locrian. Met Return to Annihilation kwamen ze vorig jaar op mijn radar, al zijn ze al sinds 2005 actief. Het duo André Foisy en Terence Hannum wordt sinds 2010 vergezeld door drummer Steven Hess en ze laten er vandaag geen gras over groeien. De eerste lompe bastonen vormen een hard en massief drone-achtig geluid waardoor de kerk al direct aan alle kanten meevibreert, zo lijkt het. Toch bijzonder dat dit kan in een kerk met prachtige glas-in-loodramen, zonder dat er wat beschadigt. De hypnotiserende, pulserende ritmes, gehuld in donderwolken van noise, klinken loeihard maar zuiver door de kerk. De oordoppen kunnen het geweld nauwelijks stoppen. Het kenmerkende geschreeuw is dan in het begin niet goed te horen, maar als dat later wordt bijgesteld klinken de oerkreten ongemakkelijk scherp met een duivelse ondertoon. Blackmetal drone en noise met een (post)industrieel tintje, met gelukkig hier en daar wat melodie of een break als afwisseling of een enkele goedgeplaatste riff. Een zwaar, donker en sinister begin van Roadburn, en heel fijn. Al was het met drie kwartier wel een kwartiertje te vroeg afgelopen.
We lopen maar naar de grote zaal, waar Sourvein al een tijdje bezig is, een van de betere Amerikaanse doom-achtige sludge bands van de laatste twintig jaar, aldus de organisatie. De band speelt hier de drie EP’s Emerald VultureGhetto Angel en Imperial Bastard. Trage, zompige, smerige rock dus. Niet direct spectaculair in mijn beleving (zou er ook zoiets bestaan als mainstream doom/sludge?), maar we worden ook wel heel erg verwend op dit festival met de meer excentriekere hoogstandjes. Toch zijn ze wel even aangenaam, die ratelende gitaren met die lekkere volvette riffs. Het flinke basgedreun vult de grote zaal van 013, maar waar het bij Locrian in de kerk een aanslag op je oren was, is het hier zonder oordoppen ook nog wel prima te doen, al wil het nog wel vaak een beetje wollig klinken op het balkon. Mooie zaal blijft dit toch, waar bij je niet alleen op het balkon maar door de schuin aflopende delen van de rest van de zaal eigenlijk overal prima uitzicht hebt op het podium.
Vervolgens lopen we naar dat andere podium buiten 013, rockcafé Cul du Sac dat dit jaar ook onderdeel uitmaakt van het Roadburn-festival. In dit nogal kleine zaaltje achterin een bruine kroeg is Seirom (oftewel Mories, bekend van onder andere Gnaw Their Tongues, Aderlating en De Magia Veterum) al begonnen aan zijn set. Een eenling dus, die alleen met zijn gitaar en iets van een laptop of tablet zijn post-rock/black-achtige sfeerbeelden uit de boxen tovert, aangevuld door oude natuurbeelden op het scherm. Zijn gitaarspel is als scherpe mosterd op een plakje kaas. Het klinkt bombastisch, maar ook atmosferisch en zelfs bijna romantisch. De raggende gitaar geeft het ook een verontrustende of duistere ondertoon. Bij momenten hoor ik er zelfs wat Sigur Rós doorheen sijpelen, maar verklaart u me dan vooral voor gek. Naast me hoor ik m’n festivalmaat zeggen dat de batterij van de laptop het nu toch niet lang meer vol zal houden (de Windows taakbalk is ook te zien), waardoor in het midden van het optreden ineens het beeld wegvalt. Jammer, maar niet de reden dat we, net zoals meer andere bezoekers, ook weer op tijd weggaan. Een dik half uur was ook wel weer even voldoende. Goed bier op de tap hier trouwens…
Na van die lange duistere sfeerschetsen heb je dan eigenlijk ook wel weer eens behoefte aan nummers met een kop en een staart. Het Finse Beastmilk, met Hexvessel’s Mat McNerney als frontman, maakt ongepolijste post-punk. Een soort rauwe Joy Division, met invloeden van Bauhaus, The Sisters Of Mercy, Misfits, Echo & The Bunnymen en Killing Joke. Zelf noemt Beastmilk het overigens ‘Apocalyptic death-rock’. Vorig jaar behaalde het album Climax al lovende kritieken bij diverse muzieksites en -bladen, waardoor ik er ook wel benieuwd naar was. De post-punk/new-wave met een stevige bite wordt overtuigend gebracht en er zitten een handvol prima nummers in de set. Ook wel weer eens lekker op zo’n festival, al is dit toch ook een genre wat niet iedereen hier zal bekoren. Niet alles wil echt blijven hangen ook, waardoor het verder niet legendarisch wordt, maar de band heeft zeker potentie, al is het dan maar op andere festivals.
Beastmilk
Lord Dying en The Shrine had ik dan al eens gezien als (overigens prima) voorprogramma van Red Feng in Doornroosje, waardoor we bij Samothrace in Het Patronaat terecht komen. De massieve, lome, sludgy grooves en lompe riffs tippen aan doom-achtige proporties, samen met het diepe geschreeuw uit donkere krochten en de knoertharde slagen van de drummer goed voor een slordige 110 decibel volgens een app op de telefoon. Toch zijn er ook wat rustpunten en wordt er ook gewoon prima soleerwerk gebracht door de gitarist, waardoor het zeker niet alleen maar lomp is. Ik ken de band verder niet goed genoeg, maar ze spelen blijkbaar hun Reverence to Stone-album volledig live hier in de kerk en dat is een bijzonderheid. Meer bands doen overigens zoiets speciaals op dit festival. Toch is het uiteindelijk wat meer van hetzelfde, en er staat nog zo’n ander bekend bandje te spelen in de grote zaal…
Tja, dit festival nodigt enorm uit om veel te gaan kijken bij de bands in de diverse zalen, er spelen dan ook vaak goede bands tegelijkertijd. En als het je niet echt bevalt dan sta je zo weer bij een andere goede band. Zo was ik ook wel benieuwd naar Napalm Death, simpelweg omdat ik die nog nooit had gezien en er vroeger erg om moest lachen. Ze hadden dan ook van die ultrakorte nummers als kleine metalexplosies zoals “You Suffer” of “The Kill” (van het album Scum uit 1987). Napalm Death werd in 1981 opgericht in Birmingham en wordt gezien als (een van de) voorlopers van het grindcore-genre. Oftewel graftakkeherrie eerste klas. Natuurlijk, we zijn nu al vele jaren verder en de band heeft zich ontwikkeld, maar zelf was ik de band op plaat al lang geleden uit het oog – eh – oor verloren. Toch bijzonder om ze een keer te kunnen zien en op Roadburn spelen ze een bijzondere set met minder opgefokte tempo’s en dito blastbeats. Een ode aan Swans noemt zanger Mark ‘Barney’ Greenway het na een aantal nummers. Het raspt en het schuurt, het is donker en dreigend, het lijkt op zoiets als industriële rock/metal, maar het grijpt me nog niet helemaal bij de strot, ondanks de geweldige visuals op de achtergrond. Een primeur krijgen we wel te horen, het nieuwe nummer “Dear Slum Landlord” dat een dag later al groot nieuws is op de diverse sites. Tja, dan is Napalm Death natuurlijk een legendarische band die vele andere bands heeft beïnvloed, maar ondanks enkele lichte tempoverhogingen wil het mijn hart maar niet laten versnellen vanavond.
Het Amerikaanse Nothing is dan ook wel een bijzonderheid op het festival. Het is (ook) het debuutoptreden van de band in Europa. Nothing brengt shoegaze zoals My Bloody Valentine, met misschien nog meer aandacht voor de melodie. Liefdesliedjes verpakt in een donkere wolk van gitaarnoise dus. Denk ook Sonic Youth, Jesu, Slowdive. Feitje: bassist Nick Bassett heeft ook in Deafheaven gezeten. Debuut Guilty of Everything is net uit (even de EP Downward Years To Come niet meegerekend). Opvallend is dat Nothing live allesbehalve aan schoenstaren doet, de jonge kerels bewegen energiek over het podium van Het Patronaat. De zang vind ik dan wel wat ondermaats (een beetje lafjes) en het geluid is misschien nog niet helemaal uitgebalanceerd (de riffs komen wat lomper over dan op de plaat), maar die prima songs hebben ze wel degelijk. En dat de bassen weer op oorlogssterkte staan in de kerk is ook niet vervelend. Veel materiaal om te spelen hebben ze blijkbaar niet, want ook Nothing stopt ruim op tijd, net als wat andere bands vandaag.
Op naar Corrections House dan in de grote zaal, want de hoeveelheid interessante bands is op dit festival enorm hoog. We hebben hier te maken met een soort superband uit Amerika, bestaande uit Mike IX Williams (Eyehategod), Scott Kelly (Neurosis), Bruce Lamont (Yakuza) en Sanford Parker (Buried at Sea, Minsk). Het geheel is niet direct de som der delen, maar een flink gestylde experimentele industrial rock/metalband, met diverse andere invloeden zoals sludge, drone en avant-garde. Of zoiets. Williams zingt, maar prevelt ook ‘spoken word’ van het blaadje. Verder komen de (soms echt marcherende) drums uit de laptop van Sanford Parker en vooral ook de flinke sax is soms opvallend aanwezig. Nogal een ‘noisy’ format dit, waar de echte goede songs lijken te ontbreken, maar dat vind ik wel vaker in dit genre. Even later in het optreden komt er nog wel een interessante omslag als er even wat minder gitaarnoise klinkt en er een donkerder melodie volgt. Toch wel een interessante band dus, waar ik thuis eens wat beter in moet gaan duiken om het misschien wat meer te gaan waarderen.
Ondertussen mis ik dan Conan, maar die had al wel eens gezien, en als ik dat zo inschat is dat op dit tijdstip een flinke publiekstrekker in de kerk. Wij blijven wat hangen in 013 en zien nog een stukje Goatess. Zoals gezegd, vrijwel geen enkele band op dit festival is verkeerd, en ook Goatess is hier even een wat minder gecompliceerd tussendoortje in de behoorlijk kleine Stage01-zaal. De heavy rock/stoner met lome en bijna Sabbathiaanse riffs, is simpel en to the point. De hoofdjes gaan gedwee heen en weer in het publiek op de aantrekkelijke grooves. Ook al is de zang niet overal even goed, ingeleefd is het wel en daar doen we het dan maar voor.
True Widow komt uit Dallas, Texas en grossiert in donkere, depressieve en lome liedjes, met een melancholische laag. Het is lekker downtempo allemaal en voor een gedeelte kan ik daar wel in meegaan. Het verdrinken in die langzame indierock of shoegaze-achtige doompop (of stonegaze zoals ze het zelf noemen) werkt vooral bij een handvol nummers. De zang, die niet helemaal lekker zuiver wil worden, stoort me echter ook een beetje. Als dan ook de nummers blijven hangen in hetzelfde stramien, wordt het toch wel een beetje weeïg allemaal. Daardoor heeft True Widow moeite om de aandacht er bij te houden, maar ik kan me voorstellen dat dit in een andere setting, op een ander moment, nog beter uit de verf kan komen. Echt ongeschikt voor de wat meer reguliere festivals is het zeker niet.
True Widow
In de grote zaal begint dan het Engelse Bong met hun heilige mis(t) met lang uitgesponnen en overdwars uitgerekte bezwerende landschappen. Bong stond al een keer of drie eerder op Roadburn, maar het is begrijpelijk dat ze er weer staan. De indrukwekkende dikke drones met hele lange en lome riffs in psychedelische doomstijl met rondtollende distortion-effecten worden minutenlang op ons afgevuurd, waarbij de variatie minimaal is maar de impact maximaal. Toch knap dat je deze straaljagersound met alleen wat gitaren, een zooi effecten en een drummer kan produceren, al is het allemaal lastig te zien. Zoals wel vaker in de grote zaal is het licht minimaal, en door de mist zien we het vrijwel alleen het logo van Bong op de achtergrond. Maar het is fijn. Een ultrasonische stofzuiger-experience in optima forma. Een hele lange trip naar andere dimensies waar tijd geen absoluut gegeven is. Eentonige herrie klonk nog nooit zo magistraal.
Dan zien we nog een stukje Freedom Hawk als afsluiter van de eerste dag in de Green Room. Beetje Kyuss-achtige stoner met pakkende Sabbath-achtige riffs als een voortdenderende goederentrein. En met een stem die lijkt op Ozzy, aldus de organisatie. Wel lekker, maar verder niet bijster origineel of echt heel afwisselend. Maar we zijn dan ook erg verwend geweest de eerste dag. Wát een relaxed festival is dit.
Vrijdag
Op de vrijdag treden de bands op in 013 die door Mikael Åkerfeldt van Opeth persoonlijk zijn uitgezocht. Åkerfeldt had al vrij snel de Zweedse zangeres en multi-instrumentaliste Billie Lindahl op het oog, oftewel Promise and the Monster. Lindahl heeft twee vriendinnen meegenomen en die maken samen feeërieke breekbare folkpop met een typisch Scandinavische ijle zang. Da’s effe heel anders inderdaad, zo’n band zonder elektrische gitaar. Maar met dit soort glooiende akkoorden en driestemmige koortjes weten ze een mooie sfeerschets neer te zetten. Åkerfeldt was geraakt door de sombere pracht van Lindahl en dat is prima te begrijpen, al zul je er weinig van terughoren in de muziek van Opeth. Maar eerlijk is eerlijk, we houden het ook weer niet heel lang vol en lopen naar de volgende band die ooit indruk maakte op Åkerfeldt.
De Franse progressieve rockpioniers van Magma zijn een band rondom Christian Vander, drummer van beroep, maar hij zingt ook en speelt thuis ook wel eens op de piano. En hij heeft iets met fictieve talen, want hij zingt in het Kobaïaans. Misschien dat daarom het koortje op de voorgrond zo af en toe op het blaadje moet spieken wat ze nu eigenlijk moeten zingen. Het is een vreemd stel bij elkaar, een soort sekte die bezwerende teksten prevelt op prog/jazz met veel repetitieve motieven, soms met een sinistere ondertoon. Een soort hippieprog, bedenk ik ter plekke. Het geheel is symfonisch, bombastisch en minimalistisch tegelijkertijd, waardoor het enorm wennen is aan deze stijl van spelen, maar ik word er langzamerhand wel ingetrokken. Hoogtepuntje van de set zoals ik hem hier zie, is toch wel als de oude meester zelf eens gaat staan achter zijn drumkit en daar een stuk solo gaat zingen. Na een klein uurtje is het dan ook wel weer even genoeg met dit soort malle fratsen en gaan we maar weer op pad.
Op naar het Patronaat naar The Body, dat afkomstig is uit Rhode Island, USA. Het duo maakt sinds 1999 extreem zware en donkere sludge/doom met blackmetalinvloeden en – eh – noise. Natuurlijk. En hoe Chip King dat met zijn gitaar en laptop allemaal voor elkaar krijgt is knap. Aan de andere kant wil je eigenlijk helemaal geen band zien met dit soort muziek, beter was een donkere zaal geweest met lugubere beelden op de achtergrond om het verontrustende karakter van dit soort muziek te onderstrepen, maar het geluidniveau in de kerk maakt veel goed. Lomp en hard deze straaljagersdoom. Zodra er een alarm af gaat weet je eigenlijk niet eens of het bij de act hoort. Zodra King dan nog wat extra dynamische logge riffs in zijn gitaar gooit klinkt het een stuk voller en dat kan de set op dat moment goed gebruiken. Alleen de drums vind ik wat behoudend, maar is dit dan ook wel Lee Buford. Hij vliegt nooit, maar ik had toch begrepen dat hij hier per boot zou zijn aangekomen. Fijn bandje dit, zal je schoonmoeder ook leuk vinden.
Dan gaan we maar eens op tijd naar dat kleine rothok, oftewel Stage01, zodat we ook eens wat van voren kunnen zien. Het podium is zo laag dat je, in tegenstelling tot de andere zalen, echt geen snars kunt zien van wat er op het podium gebeurt. Nu zal dat bij Nicklas Barker & Reine Fiske helemaal lastig worden, want ze zitten ook nog eens achter twee hagelwitte mellotrons voor hun set. Geen idee wat ik hier van moet verwachten, maar hier staan – sorry, zitten – dan wel twee bekende heren. Nicklas Barker is oprichter, gitarist, toetsenist en zanger van Anekdoten. Reine Fiske speelt op dit moment bij Motorpsycho (die hebben net een handige break in hun tourschema, Fiske heeft meegespeeld op de laatste twee albums) en bij Elephant9 (hij is te ook te horen op het album Atlantis), dat later op de dag in de Green Room staat. Åkerfeldt noemde Fiske de beste gitarist van Zweden en een van de beste van de wereld, een goede reden om hem hier in tweevoud op zijn gecureerde dag te zetten. ‘Ik zal er zijn’, schrijft Åkerfeldt op de site van Roadburn. ‘Watching. Worshipping.’ Nou ik heb ‘m daar niet gezien, of hij moet zonder het te weten pal achter me hebben gestaan. Barker en Fiske beginnen dan aan een heel lang nummer, en het zou me niet verbazen als het hele optreden grotendeels is geïmprovieerd. Uit de mellotrons komen donkere soundscapes die mooi passen bij de oude natuurbeelden op de achtergrond, die zelfs wat lijken op de beelden die we een dag eerder zagen bij Seirom. Wel een typisch gevalletje van ‘het gaaaaat maar door’, maar we houden stevig vol, sluiten de ogen, en geven ons zoveel mogelijk over aan de lang aanhoudende klanken en de voorzichtige verschuivingen in het kleurbeeld, waar slechts op een enkel moment iets van een ritme doorheen sijpelt. Dat dit toch wat te veel van het goede is voor veel mensen blijkt na afloop als het kleine zaaltje nog behoorlijk is leeggelopen, maar ik ben gewoon weer een unieke ervaring rijker.
De eerste band vandaag die echt van invloed lijkt te zijn geweest op Åkerfeldt en zijn muziek is Änglagård. De Zweedse band is een van de drie pioniers (samen met Landberk en Anekdoten) van de ‘second wave of Swedish prog/psychedelica’, aldus Åkerfeldt. Een progrocklegende. De groep debuteerde in 1992 en bracht vier albums uit. Op Roadburn brengen ze een prima set gloedvolle seventiesprog, typisch het spul dat Åkerfeldt tegenwoordig ook wel lust. Als je je ogen dicht doet dan hoor je bij momenten de sound van Opeth en je snapt direct dat Åkerfeldt met Opeth op de laatste plaat Heritage meer deze kant op heeft willen gaan. Wat vooral knap is, is dat de band veel lef heeft om ook rustige en melancholische momenten in te bouwen tussen de wat meer heftigere prog, aangejakkerd door de mellotron. Op dat soort momenten is de Green Room muisstil. En terecht, wat een klasse. Geweldig ook die dwarsfluit! Op Roadburn! Echt waar!
Het is de inleiding tot een hoop fantastische bands die we vandaag te zien gaan krijgen. Ook Claudio Simionetti’s Goblin bevalt meer dan uitstekend. Het zijn de meesters van de horrorsoundtracks, deze Italiaanse mannen. Formeel is de band opgericht in 1975, maar tussen ’78 en ’82 viel de groep uit elkaar. Pas in 2009 was de groep weer eens live te bewonderen en in 2013 was dat voor het eerst weer met de originele leden Claudio Simonetti, Maurizio Guarini and Massimo Morante. De versie van Simonetti’s Goblin op Roadburn is eigenlijk een halve coverband, gelukkig wel met de meester zelf op toetsen, maar aangevuld met leden van de Goblin covergroup Deamonia. Maar wat geeft het, de impact is enorm. Denk aan strak uitgevoerde vintage progrock en symfonische rock. Funky, dansbaar en bij momenten verschrikkelijk cheesy, maar o zo lekker. Of het nu een “Dawn of the Dead”-medley is met filmbeelden op de achtergrond, het majesteuze “Phenomena”, of het door Justice gejatte riedeltje (op “Phantom”) van “Tenebre” (ik wist het niet), alles klinkt als een klok en het voltallige publiek in de grote zaal juicht hard na elk nummer. Claudio Simionetti’s Goblin is een van de grootste verrassingen van het festival. Goed fout.
Terug naar de kerk voor Sula Bassana a.k.a. Dave Schmidt uit Duitsland. Dit is zijn eerste optreden met een echte band (bestaan er ook onechte bands?). Majestueuze psychedelische muziek met een krautrockvibe. De bassen pulseren hard, de gitaren tollen aardig in het rond, maar het geluid staat wollig en het is wat eentonig in het begin van het optreden, waardoor we wat moeite hebben om geboeid te blijven. Blijkbaar is het ook niet altijd makkelijk om jezelf te verliezen in dit soort muziek, terwijl ik dat wat hoger had ingeschat van tevoren. Nee, het is wat loom en gruizig, en ik snak opeens naar een goed geplaatste stonerriff. Misschien pas het op dit moment niet bij m’n gemoedstoestand. Pas bij “Dark Days” breekt het echt open met die bombastische synths er doorheen geknald, maar dan staan we alweer buiten. Je moet ook wat tijd hebben om te eten, drinken en relaxen. We krijgen overigens nog wel een deel mee van de rest van het optreden zo vlakbij de uitgang. Misschien zonde en hadden we het gewoon meer tijd moeten gunnen.
Ik word dan overvallen door een klein festivaldipje, terwijl we even op de begane grond van de kerk in het restaurant gaan zitten. Maar we hebben nog een grande finale tegoed met geweldige bands strak tegenover elkaar geprogrammeerd. Even bijkomen dus, waarna we op tijd weer 013 induiken.
We kiezen toch maar voor Papir. Als je iets heel graag wilt zien moet je misschien niet wachten tot de dag van morgen. Letterlijk dan, want ze spelen morgen nog een set. En zondag ook weer, maar dan als de Papermoon Sessions (Papir meets Electric Moon). Papir was voor mij een grote ontdekking op de Spotify-playlist van het festival en sindsdien ben ik aardig verslingerd aan deze Deense band. Het trio maakt dan ook wel hele lekkere instrumentale psychedelische spacerock. Lange nummers. Lange jams. Verslavend. Het wordt aangevuld met post-rock-achtig gepingel tijdens de rustige momenten en funky stoner-jams in erupties die ineens aan een liveconcert van Motorpsycho doen denken. En veel, heel veel psychedelisch gesoleer dus, dat bij momenten op de plaat eigenlijk veel gelaagder overkomt. Maar gitarist Nicklas Sørensen gebruikt vandaag dan ook geen overdubs of iets dergelijks om die verdieping aan te brengen, zoals je dat hier en daar op de plaat kan horen. Hierdoor lijken de gitaarlijntjes wat kaler aan te voelen voor mijn gevoel, met iets minder effecten ook. Maar slecht is het absoluut niet. Integendeel. Ik laat me daar lekker gaan in de kleine zaal, net zoals meer aanwezigen. Het krachtige drumspel en het jachtige baswerk zwepen het geheel op tot opwindende proporties. Stilstaan is geen optie meer en ik laat me gewillig meevoeren in deze wervelwind. Wat een fantastisch optreden, hier kan ik dus wel uren naar luisteren. Dat we uiteindelijk niet verder lopen naar een andere band, heeft met die wetmatigheid te maken dat je nooit moet weglopen als je het heel goed vindt, ook al is mijn favoriete band aller tijden, Opeth, al begonnen.
Nee, sterker nog, je kunt door een kleine gang van Stage01 naar het balkon van de Green Room komen en daar staat ook al zo’n fantastische band te spelen op dit moment. Ik prijs mezelf achteraf toch wel gelukkig met deze keuze, want ik zie hier een klein half uurtje van een absoluut waanzinnige show. Elephant9 & Reine Fiske zetten de kleine zaal op de kop met hun aanstekelijke progressieve neo-psychedelische jazzrock. Stuk voor stuk staan hier doorgewinterde muzikanten (dat zie je zo), die hier samen lopen te jammen alsof hun levens er vanaf hangen, met een bijzondere losheid alsof het allemaal zo uit de mouwen wordt geschud. Fijne moeilijkdoenerij dus, op een prettig gestructureerde basislaag. Als de band dan na zo’n lange en epische episode rustig aanzet tot een nieuw nummer begint het toch wel erg te knagen…
Het was een van de redenen om dit festival dit jaar absoluut niet te missen. Opeth dus. Misschien past het niet helemaal in de typische Roadburn-stijl met hun deathmetal en jaren-zeventigprog, maar dat maakte mij dus niks uit. Integendeel. Maar om het hele concert te missen leek me ook wat te ver gaan. Hup, dwars door de geheime gangetjes van 013 tot bovenin de grote zaal en een weg zoeken naar beneden tot vlak voor het podium. Het kan maar zo. Die overtocht duurt niet langer dan twee minuten, gok ik zo. En jawel, ik ben precies op tijd voor de apotheose van “Deliverance”, steevast een uitsmijter in live-sets van de Zweden en ik maak me daar vooraan alvast op voor het staccato riffwerk op het einde van het nummer. Ik kan dat precies mee headbangen, en dat doe ik dan ook wild. Dat ik dat dan een dag later moet bekopen met spierpijn in mijn nek, nemen we dan maar op de koop toe (zo getraind zijn mijn headbangspieren dus niet). Dan heb ik wel nummers als “Ghost of Perdition” en “Heir Apparant” gemist, maar Opeth speelt vandaag ook weer geen opzienbarende setlist. Gek eigenlijk, je zou verwachten dat zo’n band wel iets speciaals zou doen. Ook geen nieuwe nummers dus, hoewel het album al af is (het komt uit in juni), maar Åkerfeldt had dat al ergens in een interview aangekondigd. Dan krijg je zo ‘shitty’ youtube filmpje van belabberde kwaliteit van zo’n nieuw nummer en dat vond ‘ie zonde. Kan ik me iets bij voorstellen, maar je had het ook gewoon die dag zelf kunnen uitbrengen in goede kwaliteit als een speciale Roadburn-actie. Genoeg geluld. Opeth speelt opvallend genoeg “The Lines In My Hand”, een wat rustiger nummer dat tussen drie typische deathmetalnummers wordt gepositioneerd. Met het klassieke “Blackwater Park” van de gelijknamige doorbraakplaat eindigt Opeth een, voor zover ik het kon zien/horen, goed en degelijk optreden. Zoals altijd eigenlijk. Niks speciaals ook.
Zaterdag
De twee voorgaande dagen beginnen er nu wel in te hakken. We praten vrijdagnacht nog met een andere gast in onze Bed & Breakfast die samen met twee anderen helemaal uit Sint Petersburg is komen vliegen, speciaal voor dit festival. Nu kan het ook gekker, want we horen van hem ook dat er ook iemand uit Chili op het festival rondloopt. Kosten voor een vliegticket: een slordige 1000 euro. Maar goed, we wisselen onze muzieksmaken uit met deze vriendelijke Rus, die ons op zijn telefoon nog een concert van Pyre laat zien. Een Russische deathmetalband. Was ‘ie fan van. En zo wordt het uiteindelijk toch nog laat, maar we gebruiken de zaterdagochtend om flink uit te slapen, te relaxen, en veel bakken koffie achterover te werken, voordat we uiteindelijk voor een laatste keer naar 013 lopen.
We beginnen maar weer eens met lomp riffwerk. Dit keer is de beurt aan Noothgrush uit San Jose, USA (dat rijmt), dat ook al twintig jaar actief is. Alhoewel, ze namen in 2001 een pauze van 10 jaar, maar besloten weer op te treden toen een aantal van hun platen opnieuw werden uitgebracht. En wat brengen deze Star Wars-fans? Vuile, donkere, doom/sludge. Diep. Laag. Zompig. Ze hebben een enorme headbangende zanger (pas op jongen, dat je niet eindigt zoals Tom Araya) en een drumster die er ferme felle klappen op geeft. Het is een stevige binnenkomer, en niet direct de meest vrolijke, maar wel weer een prima band in het genre.
Maar wacht, we kunnen ons ook de slaap uit de ogen wrijven met iets compleet anders. We wagen ons in het kleine hol van Stage01 bij E-Musikgruppe Lux Ohr waar het nog verrassend druk is voor dit soort kosmische elektronische soundscapes. Het doet onherroepelijk denken aan de krautrock van Kraftwerk, maar dan met minder dans en meer sprankelende lucht. Het is ook bijna een Kraftwerk-opstelling. Drie van de heren staan netjes naast elkaar achter hun sample- en loopapparatuur, en zijn al net zo onverstoorbaar als Kraftwerk zelf tijdens een optreden. Op rechts (voor de kijkers) is er dan ook nog een gitarist te vinden als vierde man. Toch prima voor eventjes, want ik was eigenlijk bang dat dit wel heel erg glijerig kon gaan klinken zo in de vroege middag. Maar nee. We laten ons even meevoeren door deze Finnen, die duidelijk fan zijn van oude Duitse elektronische muziek, maar dat zat ‘m ook al in de bandnaam.
Hebben we al zoiets gehad als toegankelijke stonerbluesrock/metal? Nummers met een kop en een staart? Ik dacht het niet. Monster Truck is zo’n band die je ook gewoon op elk rockfestival kan neerzetten met hun aanlokkelijke en melodieuze meezingsongs. Een stuk optimisme, een prettige bravoure op het podium en lekker knallen met die gitaren. Ja, dat is ook wel weer eens even lekker. En een echt goede zanger, dat is ook wel weer een zeldzaamheid op een festival als dit. Monster Truck is de perfecte muziek om knoerthard in je auto – sorry, truck – af te spelen en keihard mee te zingen. Wie wil er bier?
Een stuk complexer is het om uit te leggen wat Circle nu precies voor muziek maakt. Goed, de bandnaam is gebaseerd op Loop, dat wat verder op de dag ook op Roadburn staat. De band mixt psychedelische metal met kraut- en artrock. Ik hou het in eerste instantie op krautpunkthrashavantgardemetalprog als ik ter plekke sta te bedenken wat ze nu doen. Een beetje punkig vind ik het soms wel, al strookt dat weer niet helemaal met de duidelijke repetitieve stukken en lange vlagen psychedelica. De rustigere tussenstukjes zetten je ook al op het verkeerde been. Nou ja, ik beschouw mezelf ook niet als een groot hokjesdenker. Belangrijker om te weten is dat ze er een jolig en energiek spektakel van maken. Met name die toetsenist is gek! Hij is nauwelijks te zien maar zo af en toe haalt hij gekke fratsen uit. Dan bestaan ze al een jaartje of twintig, dan hebben ze al iets van 33 albums uitgebracht, de band lijkt niet te stoppen en heeft nog steeds jeugdige energie. Er sluipt wel wat vermoeidheid in de bandleden tegen het einde van de set, maar dat weerhoudt de band er niet van een grande finale te spelen. Goed en maf, dit Circle, dat na 2007 en 2011 terecht weer een plekje kreeg toebedeeld op deze editie van het festival. In 2017 of 2018 staan ze er vast weer.
Circle
Vervolgens zien we nog een stuk van Windhand. Dat de Amerikaanse band een zangeres heeft heb ik totaal gemist tijdens het inluisteren van de verschillende bands voor deze editie van Roadburn. Maar Dorthia Cottrell doet het goed. Ergens wordt ik erg aangetrokken door de melancholische ondertoon die toch ergens verborgen lijkt te zitten in het logge, trage, maar zeer meeslepende doomgeluid. Jammer dat we niet de hele set konden meepakken, dit smaakte duidelijk naar meer.
Terug naar Papir dan in Stage01 waar het weer eens propvol met bezoekers staat. Zo achterin de zaal bij de uitgang is het dan nog wel aardig te volgen en zo te zien is het plaatje op de achtergrond ook aangepast. Was het gisteren nog de hoes van III, vandaag zien we het plaatje van IIII op de achtergrond. Zo te horen spelen ze een andere set, maar echt afwijken doet het verder niet. Heier klinken weer heerlijk die lange psychedelische jams, maar we willen ook niet te veel van al die andere goede bands missen.
Zo stond Yob blijkbaar op het verlanglijstje van veel Roadburngangers, want volgens mij heb ik de grote zaal nog niet eerder zo vol gezien. Maar het is dan ook wel een band die hier al vaker te zien is geweest en blijkbaar lusten de organisatie en de bezoekers er wel pap van. En het is volstrekt begrijpelijk. Volgens de beschrijving speelt Mike Scheidt en consorten hier The Great Cessation in zijn geheel, en dat klinkt als epische en überlompe trage doom van het betere soort. Dat wil zeggen, ik heb er een haat-/liefde verhouding mee (zo vind ik Conan wat eentonig), maar dit pakt me dan toch ineens bij de kladden. Zware bassen dreunen de zaal in en voeren me licht vibrerend mee in de donkere wereld van Yob. Prachtig zijn daarbij de beelden die worden getoond achter de band, met stromend en spetterend water. Bijzonder mooi in beeld gebracht. Vanaf het balkon is het ook mooi te zien hoe Mike Scheidt is omringd door vier monitoren (hij zou het eens niet goed kunnen horen ook). De frontman is blij om hier te staan, zoveel is wel te zien aan zijn enthousiaste podiumpresentatie. Er is een duidelijk voelbare synergie tussen Yob en het publiek vanavond en ik kan daar helemaal in meegaan. Ik heb er een nieuwe favoriete lompe band bij.
Yob
Weinig bands stellen teleur op dit festival, maar ik heb toch wat moeite met het begin van Carlton Melton in de Green Room. De band uit San Francisco is vooral opgebouwd rondom drummer/gitarist Andy Duvall (Zen Guerrilla, Hater) die hier samen met Rich Millman (gitaar en synths) en Clint Golden (bas) op het podium staat. De drie ogen al vermoeid bij aanvang van het concert, alsof ze al een flinke greep hebben genomen uit het assortiment van een van de coffeeshops in ons land, maar dat is een beetje flauw speculeren. Duvall begint droogjes op de drums en de bassist staat er wat verloren te bassen, zo lijkt het. Millman krijgt het in het begin niet echt voor elkaar om het vuur te laten ontvlammen, hoewel het wel wat beter uit de verf lijkt te komen verderop in het optreden. Het wordt iets interessanter als Duvall zijn drumkit verlaat en zelf mee gaat spelen op gitaar. Even later neemt hij weer plaats achter de drumkit en gooit een hoop blikken bier het publiek in. Goed, nu lijkt de band er eindelijk zelf ook een beetje zin in te hebben, maar dan is het kwaad al wel een beetje geschied bij ondergetekende. De langere psychedelische trips krijgen me niet meer echt in een andere dimensie. Jammer.
Even een kijkje nemen in de grote zaal dan, waar we voor de verandering eens binnenlopen via de ingang rechtsonder. Dat maakt voor het verhaal verder geen bal uit overigens. Old Man Gloom is ook al zo’n supergroep, bestaande uit gitarist/zangers Aaron Turner (Isis, Mammifer), Nate Newton (Converge, Doomriders) en Caleb Scofield (Cave In, Zozobra) op bas/zang, aangevuld met Santos Montano op drums. Dat de sludge/post-metal van deze groep me niet zo wil pakken heeft meer te maken met het genre vermoed ik, want de heren brengen het wel kundig en enthousiast. Het is me wat uiteindelijk te schreeuwerig en mist de nodige pakkende hooks of killerriffs. Fijnzinnig is het niet, en dat hoeft ook echt niet per se op zo’n festival, maar ik mis hier wel een stuk diepgang en dynamiek.
Buiten staat er een joekel van een rij voor Indian in het Patronaat. Gelukkig had ik de band recent al eens gezien, in het voorprogramma van Red Fang in Doornroosje. Toen was het nog een halflege zaal waar de band uit Chicago voor stond te spelen op het vroege tijdstip. Hier op Roadburn is de belangstelling dus massaal. Hoe gemoedelijk en respectvol het hier op het festival aan toe gaat blijkt wel uit de nette rij die wordt gevormd, die zeker een metertje of 50 tot 100 lang is. Wij gaan maar even bij de uitgang zitten en krijgen aldaar nog wel een beetje mee van het concert. Lome doom/sludge/blackmetal dus, met angstaanjagend geschreeuw.
Uiteindelijk gaan we op tijd naar Loop, de headliner van de dag, maar dat zou je niet zeggen vlak voor aanvang van het concert. De zaal is misschien voor een derde gevuld als de legendarische band voor het eerst sinds lange tijd weer een Nederlands podium te vinden is. De band uit Londen werd opgericht in 1986, maar stopte in 1991. Gitarist/zanger Robert Hampson hing zijn gitaar toen lange tijd aan de wilgen, begreep ik ergens. In al die jaren werd nog regelmatig gevraagd of hij toch niet eens een reünie wilden doen met Loop, totdat hij eigenlijk geen reden meer vond om het niet te doen. Deze reünie is dan wel een tijdelijke, aldus de frontman. Loop zou met zijn psychedelische gitaar-drones een inspiratiebron zijn geweest voor bands als Neurosis, Electric Wizard en Sunn O))), maar ik heb echt moeite om dat te begrijpen vandaag. Het klinkt wat rommelig en het heeft een wat bedompte psychedelische post-punk- of garage-vibe die ik niet heel aantrekkelijk vind. Voor me staat iemand een potje Candy Crush te spelen op zijn telefoon en mijn gedachten dwalen ook een beetje af. Hoewel het wel wat dynamischer, psychedelischer en verder uitgerekt wordt gedurende het optreden, moeten we die andere stelregel van dit festival toch ook maar eens uit de kast trekken: als het je niet enorm kan boeien ga dan naar een andere zaal, want er is altijd wel wat goeds te zien. En er begint zo direct een band die ik met dikke stift had omcirkeld in het programmaboekje…
Inter Arma stond hoog op mijn lijstje vandaag, en die koppen de bal wel ferm in het doel. En hoe! Sludge, doom, black- en postmetal gaan strak door de blender en het geheel wordt onwaarschijnlijk dynamisch op het podium geserveerd. Wát een energieke uitstraling heeft deze Amerikaanse band en wat spelen de vijf mannen goed en strak. Als het loom en lomp moet zijn klinkt het onverminderd kolossaal en majestueus, als het gas verder wordt ingeduwd dendert de band op een imponerende wijze van hoogtepunt naar hoogtepunt. De nummers zitten verdraaid goed in elkaar en blijven boeien tot op de laatste seconde. Sterk spul zeg, dit Inter Arma. Ik heb er weer een favoriete band bij.
Als laatste band in de grote zaal is Harsh Toke uit Californië begonnen aan de outro van het festival (voor mij dan). Zelf niet vies van joints (en bier) speelt het trio op het hoofdpodium een set met lekkere langgerekte psychedelische jams. Denk aan bands als Earthless en Endless Boogie. Relaxte band dit, en daarmee kunnen we rustig afkoelen na de opwindende energiestoot van de vorige band.
Als bij wijze van afterparty komen we dan ineens terecht in de kleine Green Room, waar Horse Latitudes nog staat te spelen. De Finse band stond nu niet direct op mijn shortlist, maar we staan er nu toch maar. Ik zie toch echt twee bassisten staan, en dat is misschien wel logisch voor dit soort donkere sludge/doom. De rituele drums vormen de houvast in de logge muziek, waarbij de drummer ook de zang voor zijn rekening neemt. Feitje tussendoor: de naam van de band is een verwijzing naar een nummer van The Doors, maar muzikaal gezien heeft het daar niet zo veel mee te maken. Aardige band, maar geen echte hoogvlieger voor mij.
Een beetje donkere en licht bevreemdende afsluiter ook van Roadburn, dat een hoge dichtheid kende aan hele goede bands in dit soort lichtelijk obscure genres. Samen met de prima locatie (alleen de kleine zaaltjes waren soms echt wat te krap) en het vriendelijke en gemoedelijke publiek, maakte dit tot een een fantastische beleving. Voor herhaling vatbaar. Ik. Wil. Weer. Tjonge, wat een relaxed festival was dit toch. Of had ik dat al gezegd? Hopelijk tot volgend jaar.

4 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Terug naar boven