Valkhof Festival 2017 – Napret

Het Valkhof Festival is voor mij elk jaar een week vakantie en dit jaar was ik er ook wel aan toe. Druk met werk en verbouwing thuis, en dan heb je wel even zin in wat rust. Het Valkhof Festival is onderdeel van de Vierdaagsefeesten van Nijmegen (wie weet dat niet ondertussen) en om de hele avondzevendaagse te lopen in het prachtige pittoreske Valkhofpark gaat je toch ook niet in de koude kleren zitten. Laat staan dat ik de hele zaterdag ook nog flink onder zeil ben met het Dynamo Metal Fest in Eindhoven. En daarna gelijk door, om toch nog even wat mee te pakken op het Valkhof. En de zondag van het festival begint ook weer op tijd. Nou goed. Na zo’n drukke periode is het goed om wat gas terug te nemen en te genieten van zo’n week vakantie, en dan moet het traditioneel volgepakte verslag vooraf en achteraf er maar eens aan geloven. Niet dat het heel erg is, ik heb geen huilende mensen aan de telefoon gehad, dus zo erg hebben jullie het blijkbaar ook niet gemist.

En er zijn ook andere bronnen natuurlijk, neem de tips van The Daily Indie hier en hier, en alle prima artikelen van 3voor12 van dat hele fijne team verslaggevers. En niet te vergeten alle info op de fijne site van het Valkhof Festival zelf (en de app), die dit jaar wel heel erg dik in orde was, veel beter dan die migraine veroorzakende site van Lowlands. (Wie verzint dit? Maar echt?). En natuurlijk waren niet te missen bronnen de Facebook-pagina en twitter van het Valkhof Festival zelf, met ook vele mooie foto’s, net zoals de foto’s op Festivalinfo.nl trouwens.

Dan toch nog een kort – ahum – verslag van deze kant, want het festival zit al zoveel jaren diep in m’n hart, en bovendien wil ik mijn herinnering een beetje vastleggen. Je wordt ouder pappa, en straks weten we het allemaal niet meer. Kun je het nog eens teruglezen in het bejaardentehuis tijdens het eten van je bordje pap achter de geraniums.

Het was een prachtige overgang trouwens van Dynamo open Air (flinke metal in Eindhoven) naar de Vierdaagsefeesten en het Valkhofpark in Nijmegen. Vanuit het NS-station fietste ik tegen elf uur snel en slalommend tussen de grote meute door richting het Valkhof, en ik merkte een opperbeste en uitgelaten sfeer in de stad. Overal activiteiten en muziek, en wat ziet Nijmegen er ineens weer leuk uit. Hoera, de feesten zijn weer begonnen! Ik kan niet wachten om het park in te lopen. Ik ren bijna… En wat voelt het als thuiskomen na zo’n dagje snoeiharde metal op een wat kille en drukke ijsbaan in Eindhoven. Het gezellige groene park, waar het ook best druk is, voelt zoveel lekkerder even. Alsof je dus in een warm bad stapt. Ik heb helemaal geen bad, dat scheelt ook trouwens. Van onbekend naar vertrouwd. Van standaard pils naar een smaakvolle kruidige barley wine speciaalbier. En van een (bijna) overdaad aan thrash-metal naar de garagerock van Iguana Death Cult. Ik kan nog het laatste half uur zien van deze band op de zaterdag, en daar prijs ik me wel gelukkig mee. Deze openingsavond leek me toch al sterk met ook Amber Arcades, Meatbodies en The Homesick, maar gelukkig pak ik de laatste twee bands nog even mee. Iguana Death Cult is al goed bezig de mensen voor het Boog-podium onder vuur te nemen. Voor het podium is al een kleine pit aan de gang. Lekker ongecompliceerd raggen in de categorie Ty Segall en Thee Oh Sees dus (of Meatbodies), maar de band komt goed mee met dit soort voorbeelden, misschien is het wel Neerlands beste garagerockband die we op dit moment hebben. Of zeg me dat het niet zo is (copyright F. Boeijen, Nijmegenaar). Ook All Them Witches uit Nashville bevalt me goed en eigenlijk beter dan tijdens een eerder optreden in Nijmegen in Doornroosje, maar toen verwachte ik ook wel een dikkere stofzuiger-gitaarsound. Als je beseft dat het ook geen band is met lange haren en stoere baarden (ze zien er uit als een standaard rockband eigenlijk), dan let je meer op het subtiele spel, en dat bevalt heel aardig vanaf het eerste “Am I Going Up”. Het samenspel is goed en er is finesse, de gitaren klinken sprankelend. Het nieuwere “Alabaster” is op de plaat echt een favoriet van me, met die dartelende gitaarlijntjes afgewisseld met de dikkere stoner-achtige riffs. Prima song, maar hier wordt het wat afgeraffeld lijkt het. De riffs worden in een tempo hoger gespeeld en dat haalt de live-uitvoering van het nummer wat naar beneden. En net als je denkt dat de songs wat braaf worden gooit de band er wel een machtig instrumentaal uitwaaierend stuk achteraan (“Talisman” dacht ik). Deze band vind een goede combi tussen diverse stijlen als indie, blues, psych, stoner en space. Kwalitatief goed en niet altijd even voorspelbaar. Verandering van spijs doet eten. Helaas mis ik wel het laatste stuk want er moet iemand weer een trein halen…

Het is zondagmiddag als we weer terugkeren op het park waar Mister & Mississippi al een tijdje bezig is op het hoofdpodium. Volgens het programmaboekje is de sound van deze Nederlandse band venijniger dan ooit geworden, maar dat vind ik toch wel meevallen. Het zijn niet heel gevaarlijke liedjes toch. Er kan zelfs gedanst worden op de droomachtige pop met hier en daar een prominentere rol voor de elektronica, waar in het verleden juist nog wel eens een scherper post-rock gitaartje werd aangezet. De mooi gelaagde melodieën zijn in elk geval wel gebleven.

De Belgische singer-songwriter Tamino – volledige naam Tamino-Amir Moharam Fouad – wordt hier als talent gepresenteerd en dat valt direct te begrijpen. Hij begint alleen op het podium en dat is gelijk echt mooi. Later in het nummer valt toetsenist Tom Pintens (Roosbeef, Zita Swoon, Het Zesde Metaal) in, en even later de drummer. Prachtig, en ik krijg zelfs af en toe een brokje in de keel van de prachtige nummers en dito zang. En dat op een festival waar kletsende mensen in de buurt helaas meer regel dan uitzondering zijn. Die stem met die wat Arabische inslag heeft me hier dus goed te pakken, goed aangevuld door de instrumenten. Mooi voor op de de zondagmiddag dus ook, en Tamino zelf vindt het park ook zo mooi met de ruïne op een steenworp afstand. Vraagt ie ook nog wat ze doen hier tijdens de Vierdaagse. Wandelen natuurlijk. Het laatste nummer wordt al uit het publiek geraden. “Habibi” is een prachtsong waarin Tamino falset zingt, een beetje tegen het randje, maar het kan. Richting mierzoet dus, en op de plaat trek ik dat niet altijd, maar wat een prachtige en loepzuivere uitvoering vanmiddag op het Valkhof. Sigur Rós zou stinkend jaloers worden op zijn uithalen. Wat een talent inderdaad.

Onmiskenbaar talent is ook Mario Batkovic uit Bosnië, tegenwoordig uitkomend voor Zwitserland. Dat een accordeon ook zo kan klinken zou je niet achter zo’n apparaat zoeken, maar Batkovic maakt er een verantwoord potje progressief neo-klassiek van. Dat verzin ik even ter plekke. Het bromt en piept en herhaalt met souplesse. Het klinkt me vaak als Philip Glass in de Koyaanisqatsi film bijvoorbeeld, met dezelfde suspense, minimalisme, en herhalende patronen. Ik word hier met gemak meegezogen in zijn knappe composities op een enkel instrument, en in zijn eentje draagt hij het grote Arc-podium met gemak.

Naast de twee podia wordt er zo af en toe ook wat in de Tuin neergezet, dit keer in het kader van ‘Nozem’s 6511 (kappers) presents’. Achteraf zie ik dat het Richard Beukelaar moet zijn geweest, een singer-songwriter tussendoor en dat trekt een handjevol publiek zo ongeveer. Zo even in die tuin zitten is ook wel even lekker. Het is vakantie hè.

Terug richting het hoofdpodium naar Jo Goes Hunting, de band van Jimmi Hueting (broer van Rocco Hueting van De Staat). De band stond vorig jaar op het kleinere podium en is dus nu gepromoveerd naar het hoofdpodium. Zo vaak gebeurt het ook niet dat een band terugkomt op het Valkhof, maar de programmeurs hebben vast goede banden met de Nijmeegse muziekscene. Hueting zit zelf weer achter de drumkit, met vier extra bandleden om zich heen. Het doet me vandaag soms aan Klangstof denken (die synths bijvoorbeeld), en het lome ritme met puntig baswerk plus de stem van Hueting gaan richting het Belgische Balthazar. Het is niet zo uitbundig als een feestband, en zeker geen rockmachine als De Staat, maar dat Nijmegen van dansen houdt mag het publiek wel bewijzen, aldus Heuting. En dat lukt uiteindelijk ook wel. Hier en daar glijdt het wat gewoontjes door, maar als het tempo er wat meer in komt en de swing tegen het einde wordt gevonden, komt het wat meer los.

De nog jonge Pip Blom heeft zich de laatste tijd ook al aardig in de underground-picture weten te spelen en begrijpelijk dat ze zich hier met haar band mag presenteren aan het Nijmeegse publiek. Ik vind het wel wat hebben. Het is wat grunge van Nirvana, maar dan de wat lieve ongevaarlijke variant, of noem het een Courtney Barnett op klompen, neem “Taxi Driver” bijvoorbeeld. Zelf noemt ze ook nog Parquet Courts en Blur geloof ik als invloeden. Het is best catchy, jong, fris en sympathiek.

Net iets minder empathisch oogt de zangeres van 45ACIDBABIES uit Utrecht, maar het zal wel concentratie zijn om de garage-/electropunkpop goed aan de man en vrouw te krijgen met haar licht rellerig klinkende zang. Het komt wat lastig op gang toch, en het Valkhof is ook net wat leger aan het lopen, maar er is altijd wel een groot verschil tussen de zaterdag- en zondagavond. Hoewel de acid babies (ik besef pas vrij laat dat de baby op de microfoonstandaard een verwijzing naar de bandnaam moet zijn) niet direct apart klinken, is het bij vlagen wel dwingend en funky met strakke ritmes. Het geluid staat prima eigenlijk, maar de aanwezige mensen voor het podium komen dus maar moeilijk in beweging, en dat lijkt de hele avond zo te zijn. De partypoopers lijken wat afwezig op deze dag van het festival.

Je zou zeggen dat Kel Assouf ergens uit Afrika is geplukt met zo’n gewaad en tulband, maar de band komt toch echt uit Brussel. Toch spelen ze (wat lome) Toeareg woestijnrock, met een lichte stoner-bite dus, maar met Afrikaanse inslag en zang. Het trekt me toch wat te weinig, daarvoor zouden de gitaren veel vetter geserveerd mogen worden met dik reutelende distortion type Roadburn-festival. Kwestie van smaak ook natuurlijk, maar de Afrikaanse blues is me wat te flauw om al te lang te blijven hangen hier. Dan is een stukje van Taxidermist in de sfeervolle tuin een stukje aangenamer, ook al kun je dat ook typeren als een stukje degelijke westerse rock.

Zo klinkt het Noorse Spidergawd vanavond ook oerdegelijk, eentje van het betere type blues/stoner/woestijn/doorstoemprock. De band heb ik hoog zitten, al is het maar omdat werelddrummer Kenneth Kapstad er in meespeelt, vorig jaar nog drummer bij Motorpsycho. Eerder speelde ook bassist Bent Sæther van Motorpsycho nog in Spidergawd, maar inmiddels is er dus geen sprake meer van een Motorpsycho ritmesectie- eh -motor. Basisst Hallvard Gaardløs, met dezelfde haardos zo ongeveer, doet dat niet onverdienstelijk trouwens. Net zoals vorig jaar op Down The Rabbit Hole zien we een andere saxofonist, namelijk Petter Kraft. Rolf Martin Snustad is er weer niet bij vanwege familieverplichtingen (vier kinderen is ook een hele kluif). De sax scheurt er als een extra gitaar soms lekker doorheen, maar ik blijf moeite houden om dat geluid goed uit de mix te halen, maar het blijft gaaf zo’n instrument in een rockband. Zanger/gitarist Per Borten (vernoemd naar zijn grootvader trouwens, een oud Noorse premier) blijft dus de drijvende kracht achter de band. Met zijn gestileerde bril en korte haren is hij meer rock ‘n roll dan je in eerste instantie zou verwachten. Zo euforisch als op Down the rabbit Hole wordt het publiek helaas niet, daarvoor is het de verkeerde avond lijkt het. De energie is er wel op het podium, maar er ontstaan geen wilde taferelen voor het podium. Het publiek wordt makkelijk afgeleid door het vuurwerk (Waal in Vlammen), dat tijdens het optreden door het optreden heen knalt. Nou goed, het valt me vandaag ook wel op hoeveel nummers zo ongeveer dezelfde energie hebben en misschien mis je daardoor wat dynamiek en afwisseling, maar het ronkt en knettert wel stevig door, strak aangedreven door Kapstad die weer zo af en toe triomfantelijk op zijn drumstoel gaat staan om de boel nog maar eens op te zwepen. En te proosten op het leven. Veel meer rock-‘n-roll krijg je het vandaag niet.

We lopen nog even langs de jazz/funk van de formatie De Raad van Toezicht uit Arnhem, maar we moeten op tijd weg vanavond, en missen daardoor nog de afsluitende act op het Arc-podium; Shobaleader One, een project van Tom Jenkinson, alias Squarepusher. Je kunt niet alles hebben.

De maandagavond van het Valkhof Festival is zoals gebruikelijk wat rustiger, maar er staan een aantal prima bands op het programma. De avond begint nog wat behoudend met Karen Elson op het Arc-podium, een heus topmodel geboren in Engeland en tegenwoordig woonachtig in Nashville. Ergens hoor je ook wel de country-invloeden in de muziek. Singer-song, roots en folk, met een vleugje Ilse de Lange en Dolly Parton. Bij vlagen mooi uitgevoerd, zeker ook met zo’n mooie (elektrische) harp. Ik laat me graag meevoeren in deze lichte muziek, maar het wordt enorm lastig gemaakt door het vele geklets voor het podium, dat is toch echt een probleem voor dit festival, waar veel mensen, ook vlak voor het podium, eigenlijk totaal niet bezig zijn met wat er op het podium gebeurt. Het zal goed zijn voor de omzet, maar het is jammer dat er er dan blijkbaar soms weinig echte muziekliefhebbers te vinden zijn op zo’n mooi festival. Aan de andere kant vind ik ook wel dat een artiest je ook wel moet overtuigen. Het kan me hier en daar wel raken, maar niet alle nummers hebben de diepte die ik zou zoeken en tja, dan wordt het inderdaad wat achtergrondmuziek.

Die aandacht verslapt ook soms bij het Nederlandse LUWTEN, dat we al eens een prima optreden zagen geven in het voorprogramma van Eefje de Visser. Ook hier is de setting wat lastig, de band zoekt de behoudende kant op, met mooi samenspel en zang. Het is wat aan de lieve kant en dat is juist sympathiek. De band zoekt het in mooi gelaagde melodieën, noem het dromerige folkpop met elektronica. Maar in een meer intieme setting komt het denk ik beter tot z’n recht. Wellicht daarom vind ik het gaaf vanavond als het echt wat meer openbreekt zoals op “Go Honey”, ook wel een van de prijsnummers van de band. Dan komt de band in volle bloei.

Mammút vervolgens op het grote podium kun je ook typeren als dromerige dansbare pop/rock en post-punk met een catchy bite. De band komt speciaal voor het Festival uit IJsland overvliegen, waar ze al de nodige prijzen hebben gewonnen. Al wonen daar ook niet zo heel veel mensen natuurlijk. De band begon in 2003 als het (dames)trio ROK, nu aangevuld met een gitarist en drummer tot Mammút. Zangeres Katrína Kata Mogensen is klein van stuk, net zoals de gitariste op links die er niet ouder dan 15 uit lijk te zien trouwens, maar de zangeres valt direct op met haar indringende blik en intense manier van dansen en zingen. De zang doet onherroepelijk aan Björk denken en dat zal vast niet iedereen trekken, maar ik vind het geweldig. Ze is de dochter van Birgir Mogensen, bassist van Kukl, een post-punk band uit de jaren tachtig, ook bekend als een van de eerste bands van Björk, en daarmee is het cirkeltje rond. Er zit wel een aantrekkelijke drive in het spel van deze jonge band, dat goed samenwerkt. Het lijkt ze weinig moeite te kosten om in een lekker flow te komen. Beetje misplaatst midden in de set is een wat flauwe (volgens eigen zeggen niet veel gespeelde) cover “Believe” van Cher, dat hier echt uit de toon valt, maar gelukkig pakt de band de draad daarna weer goed op. Prima band, fijn intens en sfeervol.

Een band die je nog makkelijker ongezien kunt boeken voor al uw festivals deze zomer is Altin Gün (‘gouden dag’) met hun vrolijke dansbare Turkse folkpsych. De band is ontstaan door initiatief van wat bandleden van Jacco Gardner. Bassist Jasper Verhulst en gitarist Ben Rider raakten verslaafd aan dit soort muziek in de tourbus. Drummer Nic Mauskovic kwam er bij, en ook percussionist Gino Groeneveld (Jungle By Night). Turkse ervaring kwam er van de Turks-Nederlandse Erdinc Ecevit Yildiz (op zang/toetsen) en Merve Dasdemir (zang). Het zijn eigen interpretaties van de oudere Turkse psych-songs uit de jaren zeventig en eigen werk. Het slaat direct aan op het Valkhof; met dit soort aanstekelijk vrolijke muziek en fijne songs kan er dan ook prima gedanst worden. De band zelf heeft er dan ook wel echt zin in, en Verhulst gaat lekker los op zijn bas. Wat ik zelf wel leuk vind om te zien is dat de zangeres zich ook meer lijkt te vermaken dan op het avondje Eindhoven Psych Lab, waar de band laatst stond. Dat je met geoefende muzikanten te maken hebt kun je goed zien, de band is wellicht nog niet zo heel lang bezig, maar wat hebben ze een goed samenspel, en wat weten ze daarmee een juiste flow te vinden samen. Begrijpelijk ook dat de band ook voor veel festivals is geboekt (o.a. Lowlands).

Afsluiter van de avond is Anna Meredith, een van de meest innovatieve geesten in de moderne Britse muziek, aldus het programmaboekje. Ergens las ik dan ook dat ze nogal graag haar eigen weg wil gaan en dat soort eigenwijsheid valt zeker te waarderen, zo is haar muziek dan ook wel een beetje. Het begint met de meest briljante bombastische opening ooit denk ik, het pompeus stoempende “Nautilus”. In welke band zie je dan ook een dikke tuba, cello, elektrisch gitaar, drums, klarinet, en synths/elektronica. Voor mijn gevoel zoekt Meredith (zelf op toetsen, klarinet en trommel) hier naar een soort brug tussen alternatieve (indie)rock en dance, terwijl de repeterende bombastische motieven soms ook aan Philip Glass doen denken. Knappe koerswijzigingen in de set smaken naar meer, uit het niets ontstaat bijvoorbeeld een verstild koor van alle bandleden. Eigenlijk bizar toch weer hoe hard het gelul om me heen is, terwijl ik aardig vooraan sta. Nee, het Valkhof publiek lust vooral de dance-beats, maar het moet niet al te moeilijk worden. Toegift “I’m gonna be (500 miles)” (cover van The Proclaimers) trekt nog het meeste enthousiasme. Het nummer is bij toeval heel toepasselijk voor zo’n Vierdaagse natuurlijk. Nou goed, niet alles komt helemaal lekker uit het experiment, zeker de wat standaard nummers blijken wat mat, maar ik vind het uiteindelijk een interessante eigenwijze band en een optreden dat iets meer aandacht verdiende.

De dinsdag tot en met donderdag van het Festival lijken me dan wat minder interessant en er is ook meer te doen in de stad. Naast al het standaard feestvermaak en, laten we zeggen, muzikaal vermaak dat ik niet zo gauw zou opzoeken, zijn er wel degelijk nog wat meer aardige plekken voor de wat meer gevorderde muziekliefhebber. Zo zijn er in de Stevenskerk onder de noemer StevenskerkLive elk jaar wel wat boeiende acts te vinden op deze bijzondere locatie; dit jaar Rondé, Pierce Brothers, Lisa Lois, James TW, Joep Beving, Navarone en Causes. Ik werd daar ooit eens betoverd door een schitterend optreden van Agnes Obel bijvoorbeeld. Nieuw dit jaar zou ik toch denken is dat ook filmhuis LUX een podium heeft dit jaar met een aantal aardige bands. Misschien wist u het niet, maar Nijmegen heeft tegenwoordig een stadseiland sinds het aanleggen van een nevengeul voor de Waal. Vroeger (in de tijd dat het Valkhof Festival nog de-Affaire heette) heette het op die plek Habana, inmiddels wordt daar Festival Op ‘t Eiland georganiseerd tijdens de Vierdaagsefeesten door de Lindenberg (huis voor de kunsten) in samenwerking met de Schoenfabriek en programmapartners Doornroosje en Oddstream. Naast theater/cabaret, straattheater, literatuur, lezingen en vermaak voor kinderen kun je daar ook uitstekend eten, zeker ook voor de niet vleeseters. Maar er is daar ook elke dag muziek, doorgaans staan er elke avond twee bands geprogrammeerd op het podium onderaan de Snelbinder, de brug over de Waal voor trein en fietsers.

Op de dinsdag kiezen we er voor om daar de avond te beginnen met een prima maaltijd en een stukje ongeinrock eerste klasse van de Rectum Raiders, die ook al eens op de Voerweg stonden op het Valkhof festival 2013. De Raiders zijn iets volwassener geworden maar het drijft nog steeds op lekkere puberale flauwekul (het komkommer eten op het podium hebben ze nog steeds niet verleerd) plus een dosis aardig goed uitgevoerde glamrock/metal in de categorie Steel Panther. En of die gitarist nu echt vandaag 50 kilometer in de benen heeft van de Vierdaagse wandeltocht weet je dus niet. Alles kan een grap zijn. De Raiders zijn weinig origineel misschien, maar wel leuk om die ongebreidelde ongein te aanschouwen.

Het pondje vaart die dag voor het laatst geloof ik vanwege laag water, maar we zijn met de fiets en dan is het een kwartierje fietsen naar het Valkhof Park. Ik ben stiekem toch ook nog wel even benieuwd naar de Franse electronische soulband HER, dat volgens het boekje klinkt alsof Frank Ocean, Shuggie Otis aan het jammen is met Child of Lov. De soul is wat glad, net zoals de zang en het pak van zanger Victor Solf, maar gedegen. Vanavond is de band zonder de andere zanger Simon Carpentier, die helaas ziek is en wel had geprobeerd er in Holland bij te zijn. De funky bas en drums vormen een mooi tegenwicht voor de gladheid, zoals ook de elektronica en gebruik van samples echt wat toevoegen aan het geluid. Het is een geoliede machine, de nummers volgen elkaar dan ook snel op. “Five Minutes” is echt een prijsnummer van de band en dat is mooi, totdat het gepraat om me heen de magie verbreekt. Wat is dat toch irritant. Er komt nog een aardige cover voorbij van Sam Cooke’s “A Change Is Gonna Come”, en daarmee zet de band in op veranderingen in de wereld. HER is okay, misschien niet meer en minder ook, maar in dit genre denk ik wel een aanwinst. Lekker zoet, gladjes, en stevig als een Zeeuwse babbelaar. Het klinkt wat als Thomas Azier meets Bo Saris in mijn beleving, en ik kan dan ook de kreet ‘Keep the soul alive!’ even niet onderdrukken in mijn hoofd.

De Belg Adriaan Van de Velde stond in 2012 ook al eens op het Valkhof Festival als Pomrad. Ik pikte nog net wat van het einde mee van dat optreden, hij stond daar toen alleen met zijn keytar, en wist in zijn wel een heel dik geluid te produceren met zijn synths en onder elk knopje de vetste beats en samples. Het geluid stond toen ook wel lekker vet daar. Op het Boog-podium zien we hem weer met zijn keytar, maar hij heeft dit keer een band meegenomen voor zijn 80’s discofunk, 90’s hip-hop, house en dub. En dat klinkt wel fris, maar ik mis het dikke geluid van toen wat, het is nu ingebed in een bedje van drums en bas en dat klinkt dan wat iel, Minder in je smoel. Als de stroom dan uitvalt in het hele park gaat de band gewoon door op drums, want onversterkt heb je weinig andere keuze. Het publiek vind het prachtig, en even later is er ook weer stroom. Pomrad is leuk, maar mist wat energie zou je ook kunnen zeggen.

Ondertussen vergeten we bijna dat er in de prachtige Valkhofkapel ook nog van alles staat geprogrammeerd. Zo zijn er een aantal avonden met experimentele muziek geprogrammeerd in samenwerking met Extrapool, presenteert het label Esc.rec zich op een andere avond daar, zijn er o.a. singer-songwriters in samenwerking met Cultuur op de Campus, en korte films van Go Short. Op dinsdagavond staat de kapel – in samenwerking met Extrapool – in het teken van Karsten Pflum, een Deense componist van elektronische muziek die zich bezig houdt met experimentele noise, IDM en ambient scene. VJ Oore zorgt in combinatie met de klanken van Karsten Pflum voor een intense oase van rust, aldus het programmaboekje. We krijgen een klein stukje mee van een vier-uur-durende slaapcompositie afgestemd op de akoestiek en ligging van de kapel. Er liggen dan ook wat matrassen om je uitgebreid te laten verleiden tot een weldadige tripje, maar na een klein bezoek zoeken we toch ook graag ons eigen bed op.

Terwijl de Vierdaagse wandelaars zelf maar vier dagen actief zijn, gaan wij de vijfde dag in met Francobollo, een Zweeds-Londense indierockband. De band speelt aangenaam catchy indierock met een vlaag punk en pysch, en zelfs een lik garage op een enkel moment. Denk Pavement, Weezer en Grandaddy aldus de diverse beschrijvingen, dus dat verzin ik niet zelf. Dat het nog niet zo heel druk is voor het podium deert ze eigenlijk niks, en dat vind ik wel echt te prijzen. Dan maar wat interactie. Of wij de oudste stad van Nederland zijn? Of is dat toch Maastricht. Even porren in het publiek. Leuk. Ook tijdens (opnieuw) een stroomuitval binnen een nummer, schakelen ze enthousiast over naar het drumstel en drummen met z’n allen mee, om kort nadat de stroom het weer doet soepeltjes het nummer te vervolgen zonder ook maar een moment stil te zijn. Wat een kanjers om dat zo vlotjes aan elkaar te improviseren. Als er ook nog eens geen geluid meer uit de basgitaar komt, spelen ze ook gewoon door, net zolang totdat dat weer gemaakt is. Het maakt ze verder niet uit. Ze wisselen ook nog mooi af tussen wat meer ingehouden stukken en de fijne vurige uitspattingen, en dat houdt het ook interessant, ook al hebben ze hier en daar ook wat doorsnee nummers. Maar dat is ze dus direct vergeven.

Dan Hair breidt zijn band uit tot Dan Hair & the Extentions, een geinige woordspeling. Het voelt in eerste instantie als een beetje doorsnee pop/rock band, en haar – eh – Hair stem is ook niet direct de meest geweldige vind ik, maar sommige rustige songs worden soms wel lekker vol dichtgesmeerd met gitaren. Een boterham met licht belegen kaas met appelstroop. Zoiets. Er zitten een aantal goede songs tussen met fijne melodielijnen, die hier en daar aan jaren negentig indierock doen denken.

Terug naar het hoofdpodium staan daar vooraan nog steeds dezelfde meiden als bij Francobollo. Aha, we hebben te maken met een tieneridool op het podium. De Engelse Declan McKenna is pas 18 jaar, maar heeft blijkbaar wel de platenkast van zijn vader goed beluisterd, zo komt er nog een Pixies cover “Monkey Gone to Heaven”, waarop een oudere gast naast mij overdreven enthousiast gaat dansen. Het is niet het beste nummer voor mijn gevoel van de jonge Brit. De vrolijke aanstekelijke rock glijdt soms richting Britrock (in mijn hoofd hoor ik dan al snel zoiets als Franz Ferdinand). McKenna is sowieso enthousiast, en het gegil van de meisjes vooraan als hij zijn moves doet is aandoenlijk. Hier en daar is wel wat simpele drie-akkoordenrock, en de zang is de eerste nummers jammer genoeg nauwelijks te horen, maar de jonge band stopt er genoeg frisse energie in en voor zo’n jonge gast is het sowieso gewoon heel goed gedaan.

In de Valkhofkapel horen we dan nog een stukje van Plan Kruutntoone, een trio dat zijn vijfde album uit heeft in 25 jaar via het platenlabel Esc.rec.. Het trio is experimenteel op bas, (zelfbouw)banjo/gitaar en slagwerk, en de zanger komt er soms doorheen met prangende teksten. Ik weet niet precies wat er van moet vinden, dus daar heb ik niets over om naar huis te schrijven.

Wat meer recht in je gezicht is Canshaker Pi uit Amsterdam, voortgekomen uit Palio Superspeed Donkey trouwens, met fijn puntige en punkige songs en garagerock. Het debuutalbum is inmiddels verschenen en geproduceerd door niemand minder dan Stephen Malkmus (Pavement), dus dat zit sowieso wel goed, maar het Boog-podium wordt ook live omgebogen tot een rocktempel eerste klas. En wat wel knap is dat het niet alleen raggen is, maar dat de band dus ook songgericht te werk kan gaan, zonder dat de energie verloren gaat. Nou goed, een enkel moment dreigt de cake wat in te zakken, maar wat knallende songs van het viertal zorgen voor een knallend sluitstuk. Het bleef voor het podium lang vol en onrustig.

Mooi verschil met The Amazons dat veel meer voor de standaard aanpak kiest. Commercieel is misschien een vies woord, maar je zou het toch bijna in de mond nemen om de meebrulrock van de heren te beschrijven. De band uit Reading, Engeland, maakt gewoon rock for the masses, perfect op maat voor meegillende festivalweides. Kings of Leon. Foo Fighters light. Of Kensington. Of ga ik dan te ver? Het is wel degelijk gelikt en op maat, slim en catchy hier en daar, en verder allemaal netjes gespeeld. Maar de zang is niet heel krachtig eigenlijk en voelt wat te standaard. Het is grunge- en/of britrock met net te veel effectbejag. Het lijkt op van alles, maar heeft weinig eigen smoel. Enfin, de nog steeds aanwezige meiden in het park vinden het wel leuk, net zoals Declan Mckenna, eerder op de avond op hetzelfde podium, die hier in het publiek op de schouders gaat. In de tweede helft presenteert de band – eerlijk is eerlijk – wel de wat betere nummers en raak ik zowaar iets meer meegesleept, maar mijn oordeel lag er eigenlijk al.

De donderdag begint op het Valkhof met de politiek geëngageerde Gaye Su Akyol uit Istanbul en haar band. Ze heeft net zo veel met de Turkse diva Selda Bagcan als met Nirvana, Joy Division en Nick Cave (aldus de Volkskrant). Naast de meer traditionele Anatolische zang en Turkse folk hoor ik daarnaast ook fijne psychrock en wat Americana/country, en ik vind het lastig de postpunk of grunge-referenties echt te ontwaren. Het is wel serieuzer en wat donkerder dan het meer feestelijke Altin Gün bijvoorbeeld. Met de zangeres in een mooi pakje en helden-cape om zich heen, en andere bandleden met superhero-masker, is er wel aandacht voor een mooie presentatie. Wat mij betreft mogen die gitaren nog wel vaker in de stevige rock-stand, maar daar heb ik wel vaker last van. Wat onze afkomst is dat maakt niet uit, zo maakt de kleine zangeres met een glimlach en sterke stem duidelijk. Ze ageert openlijk tegen de heersende politiek, ook in haar eigen land. Muziek verbroedert natuurlijk. En leven moet je met elkaar vieren. En elkaar niet uitsluiten. Althans dat maak ik er even van. “We don’t need no education”, wordt gespeeld, een cover van Pink Floyd uiteraard. We laten ons de les niet lezen, bedenk ik me. Gaye Su Akyol bindt en boeit op verschillende manieren.

Nog kleurrijker even later op hetzelfde podium is het gezelschap Golden Dawn Arkestra dat door Sun Ra beïnvloede psychedelische afrobeat maakt. Maar ze komen gewoon uit Austin, USA. Het flinke orkest heeft mooie Afrikaanse kleding aan, tribale verf op de smoel, en exotische hoofddeksels. Als we het toch over Sun Ra hebben; ze zingen ‘We Are the Children of the Sun’, waarmee ik ook aan hippies in een commune moet denken die rituele muziek uitvoeren. Zeker als je ook met een pot wierook gaat rondlopen natuurlijk. Of een dansje doet met lichtgevende hoelahoeps. Het is een bont gezelschap dat op zich wel kan boeien, maar we moeten naar de overkant.

Op het Festival Op ‘t Eiland staat een favoriete Nederlandse rockband van mij op het programma. Fratsen uit Diepenheim, legendarisch in bepaalde kringen in de jaren negentig, en sinds een aantal jaar weer actief. Eind 2009 kwamen de heren weer bij elkaar te komen voor een ‘eenmalig’ reünie/benefietconcert in Metropool in Hengelo om geld op te halen voor oud tourmanager Uli (‘Mook’) die aan MS leed, en in de jaren daarna konden de heren het echt niet meer laten. De band vond het optreden te leuk, en uiteindelijk kwamen er ook weer nieuwe albums; Caspar en het recentere Spookt. Je merkt het direct aan het optreden hier op het Waalpodium, de heren hebben er nog steeds veel lol in en blijven niet te veel hangen in het verleden. Er worden veel nieuwe nummers gepeeld en dat is volstrekt niet erg. Natuurlijk is een gezonde hang naar nostalgie niet erg, maar er zijn al genoeg bands die teren op oude successen. Nee, Fratsen kijkt ook vooruit. “Alles Komt Goed” komt van het Casper-album, en dat André Manuel ook cabaretier is blijkt wel uit het actuele en droog gebrachte: ‘Alles komt goed ja. Behalve voor die zanger van Linkin Park, dat komt een beetje te laat.‘ Het nummer wordt mooi gecombineerd met oudje “Jo!”, dat nog flink meegezongen wordt aan de kant. Er zijn meer fans blijkbaar. Die combi hoorden we ook al op Oranjepop 2015 trouwens, waar de setlist van vanavond wel op lijkt. Zo komt oudje “In Ons Dorp” (met een grappig dansbaar intro trouwens) ook nog langs, en de heerlijke klassieker “Pimpelmees” als vrolijke maar ook flink stevige afsluiter. Het mooiste vind ik vanavond wel het oudje “Drinkebroer”, met die prachtige melodie en tekst, terwijl het ook nog aardig door kan rocken. Het is voor het eerst dat ik Fratsen ook zie met een extra gitarist die de band live versterkt sinds kort, en dat geeft wel extra gitaarkracht aan de band. Dat is voor de stevige stukken wel een dik pluspunt. Naast die oude nummers, komt ook “Kraaien” langs. ‘Er werd gevraagd of we ook covers spelen. Jazeker.‘, aldus Manuel, al komt het nummer van Krang, een oude band van Manuel. Maar Fratsen weet ook een fijne selectie van de nieuwe albums te brengen, waarvan ik “Gottegot” van de nieuwe plaat me toch erg goed bevalt, origineel opgenomen met Typhoon. Fratsen kijkt niet terug, maar geniet van het leven op dit moment, en dat blijf ik graag nog een tijd met ze vieren.

We hebben het gehaald. Het is de laatste dag van de Vierdaagse en de Vierdaagsefeesten. Nadat de wandelaars al dan niet strompelende de finish over zijn gewandeld over de Via Gladiola in de middag is het de beurt aan de feestvierders om de week nu echt af te sluiten. Traditioneel is de vrijdag goed bezocht, al is het gelukkig niet overvol in het Valkhof Park. Het is de avond van de energieke rockbands op het Valkhof en ik weet niet of dat bewust zo is geprogrammeerd. Eerst maar eens even opwarmen aan een kop koffie (dat levert me een opmerking op van een bekende dat ze me nog nooit met koffie heeft gezien op een festival) en we warmen ons verder op aan Automatic Sam, dat al even bezig is. De band stond volgens mij in 2010 en 2012 ook al op het festival. Het zal de laatste keer zijn, want de band gaat na negen jaar stoppen door ‘persoonlijke ontwikkelingen en muzikale aspiraties’, zo maakte de band in juni bekend. Ik realiseer me dat niet eens als ik sta te kijken, ik vind de band wel weer aangenaam doorscheuren bij momenten, en als ze het gas wat terugnemen klinkt de wat lomer geserveerde stoner nog aangenaam. De band gaat er in elk geval strak spelend uit, op ik – neem aan – voor hun geliefde locatie. ‘Een keer trek je de conclusie, vriendschap is een conclusie’, aldus de band zelf op Facebook.

Waar de ene Nederlandse rockband er strak uit gaat, knalt snel daarna een Nederlandse rocktalent er vanaf het begin strak in. De bandleden van The Naked Sweat Drips, een aantal jaren geleden winnaar van De Roos van Nijmegen, zijn van plan zich in het zweet te werken. Zanger Stefan Kollee toont zich een volleerde frontman door alle energie in zijn lijf er uit te persen. De energie op het podium is dus goed, de orgel ronkt en scheurt, en de nummers klinken live ook wat lekkerder dan zo op de achtergrond in de huiskamer. Psycho-grunge, noemen ze het zelf. En dat is verder ook weer niet heel opzienbarend anders of vernieuwend dan wat veel andere bands ooit hebben gedaan, maar pluspunten voor de inzet dus.

Ook The Vintage Caravan uit IJsland zal niet uitblinken in originaliteit, maar ze voeren het trucje dan wel erg goed uit. De band stond in 2014 en 2016 ook al eens op het befaamde Roadburn festival, en dan weet je bij voorbaat al wel dat het geen slechte band kan zijn. Ook deze band staat met een heerlijke volle energie te spelen, en dan is het inderdaad wat meer van hetzelfde vintage classic rock-‘n-roll-‘n-metal seventies stijl, maar wel heel fijn. Vanaf de eerste seconde spat het van het podium, al wil het voor het podium in het publiek weer wat moeilijker kolken. Aan de band ligt het eigenlijk niet.

Een heel uur van ongeveer dezelfde muziek is ook weer wat veel van het goede en we wagen ons ondertussen aan een experiment in de Valkhofkapel, waar op deze afsluitende avond Nachtportaal plaatsvindt, georganiseerd door Extrapool. Aurora verwijst niet naar de Noorse singer-songwriter, maar het project van Janneke van der Putten. Ze neemt hier mythologische verhalen als inspiratiebron en dat wordt van tevoren goed uitgelegd. Ze laat daarbij ook emotionele en dierlijke aspecten uit de dieptes van haar stem laat rijzen, zo lezen we. Maar het blijft toch een aardige verrassing als ze inderdaad intens gaat schreeuwen, waar voor mijn gevoel wat boventonen in de kleine kapel blijven rondzingen. Dat soort vocale noise is zeker niet voor iedereen behapbaar. Het is zelfs boeiend te zien hoe het publiek hier op reageert, sommigen verbaasd of lacherig, of domweg overrompelt. Een ander zit onbewogen het intense zanggeluid te aanvaarden. Bij het wisselen naar lied(?) twee loopt een deel van het publiek dan ook gauw weg. Ik vind het erg dapper van de kunstenares, die zich toch veel vaker onbegrepen moet vinden, maar onverstoorbaar en zonder gêne haar project ten gehore brengt. Ik probeer het helemaal te ondergaan, hoewel ik toch ook moeite heb de kunstvorm van haar te begrijpen. Maar ik hou op zich wel van wat gekke experimenten.

Memória de Peixe uit Portugal is in die zin ook wat onnavolgbaar op het Boog-podium, maar dan van een aangename soort. Vind ik dan. De band brengt verfijnde prog/math-achtige instrumentale rock. Het duo op drums en gitaar vlechten de fijnste ritmes door elkaar en dat levert een fijn soort jazzy funk op. Ik hoor ook een bas, maar ik geloof niet dat de band dat nu zelf aanstuurt. Je zou eerder een feestband op dit tijdstip verwachten, maar ik vind deze keuze vanavond wel fijn. Er zit een prettige gelaagdheid in de composities, ook al zijn ze maar met z’n tweeën.

Iets meer recht in je smoel is IDLES uit Bristol, Engeland. Hun muziek wordt vaak omschreven als post-punk, maar ze vinden dat ze ook wel materiaal maken dat daar niet mee te maken heeft. Het klinkt in elk geval wel als energieke punk. Zanger Joe Talbot is niet direct de ideale sympathieke frontman vind ik, hij kijkt je ook aan als een zwerver die uit is op je geld, maar de band als geheel weet het vuur te vinden, en ook voor het podium ontbrandt het publiek in een aardige pit. Zeker als de gitarist tegen het einde nog het publiek in duikt levert dat nog enthousiaste taferelen op voor het podium, en dat is erg vermakelijk op een korte afstand.

Iets meer op afstand volg ik The Grand East, dat ik al eens eerder een prima optreden zag geven in het voorprogramma van White Denim in Doornroosje. De band komt uit Diepenheim, net als Fratsen, en maakt fijn groovende roots/bluesrock in mijn beleving met een sound uit de seventies. Met een fijne Hammond orgel. Referenties die je her en der leest zijn The Doors, The Grateful Dead, The Allman Brothers en Captain Beefheart. Ik ben niet direct super-fan van het genre, maar de band weet het weer enorm energiek te brengen, vol overgave.

Too Many Zoos is dan de afsluiter van het festival op het hoofdpodium. De band is ontstaan uit straatmuzikanten die speelden in de metro van New York. Het drietal speelt een mix van stijlen, gevat onder de noemer brasshouse. Het is op zich opzwepend genoeg, maar trompettist Matt Doe geeft nogal een ongeïnspireerde en onprofessionele indruk door onbewogen op het podium te staan met in de ene hand de trompet en in de andere een flesje bier en sigaret. Alsof je het er effe bij doet. Leo Pellegrino op baritonsaxofoon doet veel meer zijn best, en David Parks op trommels/percussie is daarachter wat onzichtbaar. Wat vooral ook niet echt helpt is dat het drietal wat ver uit elkaar staat en geen synergie uitstraalt. Drie individuen op een eiland. Het publiek wordt nog wel gevoed, maar we vinden het wel welletjes.

En dat is dan het einde van een geslaagd weekje Valkhof Festival.

Opvallend is dat er dit jaar geen metal is geprogrammeerd in samenwerking met FortaRock. Dit was jarenlang toch een vast onderdeel. FortaRock is nog wel erg actief aan het programmeren in samenwerking in en met Doornroosje zelf. Het is ook niet zo dat metal niet past op het festival, het trekt elk jaar ook wel genoeg publiek zou je zeggen. Verder kom ik ook dit jaar totaal niet op de Voerweg onderaan het park, maar daar staan dan ook voornamelijk dance, hip-hop of DJ’s geprogrammeerd. Ergens is het wel jammer dat daar geen podium meer is met wat muziek van mijn interesse zoals vroeger. In die zin voelt een programmering op twee podia wat karig vergeleken met een aantal jaar terug, aan de andere kant zijn de kleinere optredens in de Kapel en Tuin soms wel interessant en mooi dat dat een vast onderdeel in de programmering is geworden.

Het gratis festival wordt bekostigd door de drankomzet en ook dit jaar zien we toch weer die onverlaten die meegebrachte blikken bier leegdrinken bij de podia. Wat respectloos vind ik nog steeds dat naar de organisatie. In het begin van het festival zie ik de security daar nog wel eens op letten, maar later in de week blijkt dat probleem weer in toenemende mate de kop op te steken. Nee, bestel gewoon wat bier bij de bar en draag daarmee bij aan het festival. Bestellen ging dit jaar voor het eerst, net zoals op Best Kept Secret, met je pinpas of cash, en dat ging uitermate makkelijk, zeker met contactloos betalen. Bestel je bier, en tijdens het halen van je drankje betaal je. Simpel zat.

Ook kon je er wel weer goed eten, al was het aanbod zo ongeveer hetzelfde als de voorgaande jaren. Gelukkig waren er ook dit jaar weer die bijzonder lekkere speciaalbieren in de ruïne, en bovendien was er in de buurt van het Boog-podium nog een extra speciaalbierbar met een aantal prima pinten.

Muzikaal gezien waren de zaterdag, zondag, maandag en vrijdag nog de beste in mijn beleving.  Het meest bevielen mij nog bands als Iguana Death Cult, All Them Witches, Tamino, Mario Batkovic, Spidergawd, Mammút, Altin Gün, Anna Meredith, Francobollo, Canshaker Pi, Gaye Su Akyol, The Vintage Caravan, Memória de Peixe en  IDLES, maar dat is natuurlijk voor een deel ook kwestie van smaak. Hoewel er veel te veel gelul was voor het podium door ignorant party people (toch een smetje op het festival), was het aanbod weer smaakvol en viel er van veel nieuws te genieten.

Volgend jaar boeken we alvast weer een week vakantie rond deze tijd in elk geval. Bestemming: Valkhof, Nijmegen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Terug naar boven