Het Voorwoord – Napret

Boem Paukeslag. Het lijkt geen slecht idee om op de zondag voor de boekenweek een vol festival te organiseren dat het thema van de boekenweek belichaamt. Muziek en literatuur. Op vier podia in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag heeft de organisatie van Crossing Border, zoals de naam al zegt genreoverstijgend, een klein broertje van het grote winterfestival voortgebracht: Het Voorwoord.
OiNk!
Een eendaags festival dat wil balanceren op de grens van literatuur en muziek, geprogrammeerd tussen vier uur ‘s middags en tien uur ‘s avonds, vol schrijvers, dichters, muzikanten, (pop)journalisten of een combinatie (van twee) van die drie. Annafranil, Jnnk en George waren aanwezig.


mij=Door jnnk en Annafranil. Foto's: George
In de kleine foyers gaat het festival van start. Omdat de Grote Zaal nog niet open is, is het dringen geblazen bij de deuren van de intieme, begordijnde en chique foyeetjes. Even mag Jnnk niet naar binnen en ze vreest het ergste. Gelukkig gaan er snel twee mensen weg en de jongen bij de deur neemt het niet zo nauw met het één-erin-één-eruit principe, zodat Jnnk mag gaan luisteren naar (een deel van) de redactie en medewerkers van het eerste nummer van Wah Wah, het literaire tijdschrift over popmuziek. Ze vermaakt zich en soms lacht ze om de gemaakte grapjes. Is dit een manier om literatuur en popmuziek te versmelten? Even een uitstapje. Een van de definities van literatuur is dat literatuur vooral, maar in elk geval éérst naar zichzelf verwijst, voordat de tekst naar de wereld verwijst. Literatuur richt eerst de aandacht naar binnen en gaat dan pas extern. In dat licht blijkt nu dat Jan Donkers, Leon Verdonschot, Thomas Verbogt en Jan Kuitenbrouwer goede verhalenvertellers zijn, maar dat hun teksten niet veel om het lijf hebben. Goed geschreven, dat zijn ze zonder meer, maar hun verhalen richten zich direct op de buitenwereld omdat popmuziek nu eenmaal in deze wereld bestaat. Ze vragen bijna om aanwezigheid van het publiek en de grappen bestaan zelfs alleen maar bij de gratie van dat publiek. Dat geeft op zich niks, maar misschien hoort deze opmerking meer thuis in een recensie over Wah Wah dan in een recensie van het festival, want hier is immers dat publiek aanwezig. De Wah Wah-redactie lijkt een geoliede machine, een optreedschema op de grond – o, de verwijzing naar een setlist! – verraadt de organisatie achter het anderhalf uur Wah Wah.
De Oude Komrij
Een opmerking tussen neus en lippen door van Leon Verdonschot, waarin hij zijn vooropleiding het Schooltje voor Journalistiekje noemt is treffend. Natuurlijk onderscheiden de mannen – bij Wah Wah zijn alleen mannen! – zich hier van de gemeenjournalistiek, maar toch vallen in het eerste blok de niet-verhalenvertellers het meeste op. De Easy Aloha's spreken op een simpel essayistische manier over wat mooi is en wat niet, en worden zich daarvan bewust als ze bijvoorbeeld nadenken over Knuffelrock of over een zeepbel, die tegelijkertijd iets en niets is. De Easy Aloha's maken tijdens hun voorlezen alvast dankbaar gebruik van de aanwezigheid van Benjamin Herman – “De beste jazzsaxofonist van de wereld!” – en ook Jaap Boots doet een muzikale duit in het zakje met Nederlandstalige liedjes, waarmee hij, net als met een gedicht waar Jnnk ondanks een stil maar heftig “o nee” bij aankondiging toch een beetje stil van werd, haar behoorlijk verraste. Een paar Wah Wah's lagen salonfähig te wezen op de tafeltjes vooraan in de foyer. Ze waren mee te nemen. Jnnk wilde de boel wel eens bekijken, maar nog voordat ze op kon staan van de heerlijke bank waarop ze zich genesteld had, stopten twee geniepige meisjes alle exemplaren in hun tas. Het bleken er slechts twee.
Rustig wandelde Annafranil zo eens rond kwart over vieren richting de Dames Foyer. Om aldaar haar oor eens te luister te gaan leggen bij voordrachten van voornamelijk nieuwe namen in schrijversland. Afijn, het lot besliste anders. Vol was de zaal. “Moeje kijken wat een klein kamertje!” tetterde ze George in zijn oor, terwijl ze een vettig vingertje tegen het raam drukte. Jnnk zat tegen die tijd al lang en breed met haar falie op een zachte bank bij Wah Wah. Waar het ook vol bleek. Alle foyers waren vol. Dus togen we vol moed naar de Grote Zaal, waar Gerrit Komrij wat zou komen vertellen. Komrij verhandelde over poepen. Over hoe kakken soms kan leiden tot briljante dichtregels. Al nam hij poep noch kak in zijn mond (qua woorden dan, natuurlijk, maar dat had u vast wel begrepen), de drol werd bezongen als ware het een bos bloemen. Wij besloten vervolgens voortijdig de plaat te poetsen.
Geen idee waar meneer Bouazza het over had.
Was het in het eerste kwartier overal nog druk, zo rond zevenen had iedereen de cocktailsaus van het broodje beenham rond de mond hangen, waardoor Jnnk haar lievelingsplekje op de bank weer kon innemen om naar het interview van Thomas van Aalten met Bastiaan van Aux Raus kon gaan luisteren. Een leuk concept, overigens, schrijvers en journalisten vragen om een artiest te interviewen, niet in de laatste plaats om de popjournalisten eens op een podium te zien. Joost Zwagerman had al met Barry Hay gepraat, Hester Carvalho met Peter te Bos en Sander Donkers zou nog met Raymond van het Groenewoud praten. Jnnk kon niet overal zijn en het interview van Van Aalten met Bastiaan was grappig. De jongens kennen elkaar al jaren, maar het incrowdgehalte viel mee en waar het er was, was het te begrijpen. De half uur durende Bastiaan en Thomas Show was heel erg grappig en gaf antwoord op de vraag hoe gabberpunk Mexico kan veroveren. Misschien een vreemde eend in de bijt van Het Voorwoord, waar ook veel literatuurpubliek in de vorm van oudere dametjes rondliep, maar voor mij was juist dit de spreekwoordelijke cocktailsaus over het broodje beenham.
Een kwartier voor aanvang bij Hafid Bouazza al een tafeltje vooraan geconfisqueerd. Annafranil zou het ze wel eens eventjes leren. Maar Bouazza leerde het ons. Na een vijftigregelig gedicht vroeg hij de presentator: “Nog twee korte gedichten en dan ben ik klaar. Toch?” Tien minuten in het programma is ook wel erg kort. Daarna Don Duyns die Wende Snijders interviewde. Er hing een prettig ouwe-jongens-krentenbroodsfeertje in de warme zaal. Vooral daar Duyns direct na aanzit zijn kauwgum in z'n handpalm drukte en die hand routinematig voor Snijders hield. Zonder woorden of zelfs maar een blik duwde ook zij haar kauwgum in zijn hand. Terwijl hij het interview inleidde frommelde hij het klontje in een ezelsoor aan zijn aantekeningen. Ik hou ervan. Het gesprek ging over dagboek schrijven, personages die liedjes verwoorden en voordragen voor dertienjarigen die er niks van snappen. En er werd vooral veel gelachen. Het half uur vloog om.
Don Duyns. Zo beroemd en fotogeniek dat hij zijn eigen foto op File Under krijgt :)
Ik bleef nog maar een ronde zitten. Wachtend op Dimitri Verhulst, aangekondigd als de nieuwe Belgische belofte. “Lamakomme, die nieuwe Belgische belofte”, dacht ik schamper. Ik voer voortaan de naam Anna-cynisch-rotwijf-Franil. Want wat vond ik het mooi! En bitter! En mooi! En grappig! En mooi! Ach, wat wil een mens nou nog meer dan een Vlaming die vertelt over zijn jeugd waarin hij samenwoonde met zijn vader, acht ooms en grootmoeder? Die vertelt over drank, gokschulden, Roy Orbison en zijn oma die, voordat de deurwaarder de televisie meeneemt, er op staat eerst het apparaat te poetsen. Na afloop kocht Annafranil meteen De Helaasheid der Dingen.
Wilfried de Jong schreef twee verhalen met eerder genoemde Benjamin Herman in zijn achterhoofd. De eerste niet geheel toevallig over een jazz-saxofonist, de tweede over een man die alles verliest. Het waren zielige verhaaltjes die door droeve jazzklanken nog zieliger werden. Een mooie combinatie, en waar de saxofoon in het eerste verhaal zorgde voor begeleidende muziek, speelde die zeker in het tweede verhaal een hoofdrol. Het is druk en stil in de foyer en hier komen muziek en literatuur misschien wel het meest samen. Redelijk geslaagd, dan ook nog eens.
He Kale!
Zo heen en weer wandelend tussen de Koning Willem 1 en de Dames Foyer liepen we steeds langs de Grote Zaal. Het leek alsof de zaal een rolstoel-danscursus voor beginners aan het volgen was. Een zaal dansend vanaf een stoel doet denken aan een verzorgingstehuis. Reden was het én swingende én blinde én Afrikaanse duo Amadou en Mariam. Afijn, gauw door. Menno Wigman weet het altijd te presteren. Zijn gedichten laten zich luisteren en lezen als liedjes. Liedjes die je zo nu en dan moet horen omdat je ze anders gaat missen. Ook dit keer wéér kippevel en wéér een trillend spiertje bij mijn oog. Wigman weet het altijd te presteren, ook al kent hij de droefenis van copyrettes. De held. In de Grote Zaal stond men nog steeds te swingen. Of ja, men deed een poging. Gelukkig dat het duo zelf niet kon zien hoe intens sneu een zaal vol stijve politiek-correcte Hollanders van middelbare leeftijd oogt die een poging tot dansen doen. Want dat oogt gewoonweg niet.
Erik de Jong, Spinvis, profileert zich in de eerste instantie niet als een pretletter, maar hij had tijdens het interview door Gijsbert Kamer de lach aan zijn kont. Vertellen over zijn succes na twintig jaar post te hebben gesorteerd, over het nieuwe plaatje met Simon Vinkenoog en de murmelende Louis Lehman en zijn vijftig seconden klank die genoeg waren voor het maken van de Suite. De stem op de rest van de nieuwe plaat Ja! – “Journalisten gaan dit het tussendoortje van Spinvis noemen”, zei Kamer – komt van de oude Simon Vinkenoog. Het toppunt was De Jongs verhaal over reclamemuziek: een afwijzing van Conimex, die de muziek die hij in opdracht voor een commercial had geschreven veel te droevig vond. “Zo krijgen we die woksaus niet verkocht”, was de repliek geweest.
Spinvis
Na een stief half uurtje zittend op de grond sliepen alle benen van de File Under-redactie. Jnnk viel nog net niet om, toen we wegliepen. Weg van de mooie foyers, die dan wel klein waren maar zeer zeker zorgden voor een erg intieme sfeer. Door de gangen en wentelend de trappen naar beneden richting de garderobe. Jassen, tassen, sjaals en wanten, de glazen deuren door en de koude avond in. Muziek en literatuur komen misschien wel nooit helemaal samen – daarom programmeert Het Voorwoord waarschijnlijk ook gewoon schrijvers die schrijvers zijn, en muzikanten die muzikanten zijn -, maar samen op een festival zijn ze de beste vrinden die je op de wereld kunt vinden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Terug naar boven